anomalie
De kim daalt neder uiterwaard
het spant strekt zich
uit de stand van de zon
het moment kromt uit willekeur
en zo is mijn vel versneden
tot daar is het leven
twee meeuwen vinken de horizon af
het velijn van het zijn
zout' 't water tot een zilte lijn
de golven klauwen aan de dijken
het zand geeft zich over
bergen naamloos zonder getal
alles verstrijkt zover je kan kijken
de lijken reikhalzen onder 't zand
het gedruis wuift iedere inbreng weg
erosie strijkt een vers paneel onophoudelijk
't licht van de zon tart 't dodelijk heelal
daarmee is niets meer gezegd