Manuel Van den Fonteyne

Gebruikersnaam Manuel Van den Fonteyne

Teksten

formele klachtenbrief

Beste, Naar aanleiding van ons telefoongesprek laatstleden, waarbij U aandrong op een formele klachtenbrief, dit summiere schrijven omtrent de aard van mijn grieven. Het moet me van het hart; Ik ben niet graag in de hemel. Het lijkt hier wel een bejaardenhuis. De meesten zijn van zeer hoge leeftijd al, sommigen zitten hier al van voor Christus!  Eerlijk gezegd heb ik mijn bedenkingen hoe de zaken hier lopen. Het is schrijnend om te zien soms. Ze zitten hier allen met rijstpap besmeurde hemden. Men heeft hier blijkbaar nog niet gehoord van wasmachines. Dit tot daaraan toe nog, maar het geroep hier. Een gekrakeel van jewelste! Er zijn hier ook geen technici om de hoorapparaten te herstellen. Laat staan winkeltjes voor verse batterijen. En God heeft voor God gespeeld en aan de hoorapparaten zitten prutsen… Zouden de heren aandeelhouders eens uit hun glazen bureaus willen komen en met eigen ogen komen zien hoe het hier aan toe gaat! Laatst heeft een prehistorische bewoner een truckchauffeur opgegeten die vol rijstpap zat. Hij is hoogstwaarschijnlijk dement en mist een groot deel van zijn ingewanden. Onverzadigbaar is hij, maar niettemin kan dit geen excuus zijn! Tot op heden is daar nog geen gevolg aan gegeven. Van enige laksheid is hier wel sprake! De weinige jongeren die hier zitten zijn meestal slachtoffers van ongevallen, waaronder ook ik ten gevolge van een schrijfongeluk, kunnen niet meer dan wat veelbetekenende blikken wisselen. Een conversatie over het weer aangaan zit er bij deze constante kakafonie gewoon niet in. Er is hier trouwens ook gewoon geen weer om over te praten. Zou daar iets kunnen aan gedaan worden? Ik zit ook met de gedachte te spelen om een ideeënbus te installeren. Wij hebben hier allemaal onze vaste plaats aan tafel. Ik had liever een andere plaats gekregen. Ik zit recht tegenover een man die nooit iets zegt, maar me wel heel de dag met een holle blik zit aan te kijken. Ik word daar nerveus van en krijg het op mijn heupen bij wijze van spreken. Bovendien krijg ik ook letterlijk last van mijn heupen, want de zitting van mijn stoel is versleten. Ik heb wel een nieuwe gouden lepel gekregen. Liever had ik een nieuwe stoel gekregen. In ieder geval zitten deze jongeren, tot de leeftijd van pakweg vijfhonderd jaar, hier gewoon niet op hun plaats. In de hel zouden ze tenminste nog wat lol kunnen trappen.  Bij deze wil ik met aandrang vragen om mijn zaak eens te willen overwegen om alsnog naar de aarde te kunnen terug keren of op zijn minst een nieuwe stoel te krijgen. Alvast bedankt, met de meeste hoogachting,

Manuel Van den Fonteyne
11 0

Gezegde-nijd

Ik lijd tegenwoordig aan gezegde-nijd. Pure nijd omwille van het feit dat ik de gezegdes niet zelf uitgevonden heb.  Dit resulteert dan in het niet beëindigen van de gezegdes op tijd ofte er ongebreideld een vervolg aan breien, waarmee ik onbewust insinueer dat ik betere gezegdes formuleer of beter, nog beter doordacht. Met andere woorden; Jaloezie tot op het bot! Zo was ik laatst zeer op dreef bij een eerste kennismaking van mijn potentiële schoonzoon. Geheid heb ik een niet aflatende indruk gemaakt met mijn kennis van gezegdes en spreuken die in het gehoor blijven hangen. Hij hing bij wijze van spreken aan mijn lippen. Bij dit gezegde uiteraard géén aanhangsels, want het zijn mijn lippen, waar ik geen afbreuk kan aan doen. Zoals ik reciteerde mét aanhangsels en vooral zonder onmededeelzaamheid; Blaffende honden bijten niet, maar ze kunnen wel meppen nadat ze uitgeraasd zijn, soms zelfs tijdens het razen. Bij nadere beschouwing is blaffen in wezen een bijtbeweging, maar dan zo snel dat de hond buiten adem raakt en daarbij blafgeluiden voortbrengt. In ieder geval is het aan te raden geen rendez-vous te plannen met een blaffende hond. Weten waar Abraham de mosterd haalt, maar niet weten of Jezus wel eens een broodje gesmeerd heeft en of hij daar in het geniep van hield en of ook hij wel eens liep te lummelen en de pummel uit hing puur uit verveling en ergernis aan zijn apostelen? Hij was een visionair timmermanszoon; Zag voor zich al wat hij zou kunnen verwezenlijken met CNC houtbewerkingsmachines en dergelijke. Het was kwestie van een katholieke maatschappij te stichten; de ideale basis voor kapitalistische maatschappij die zou uitmonden in een industriële revolutie enzovoorts, enzoverder...Nu moest hij het stellen met een stelletje prehistorische apostelen die visionair niet eens aan zijn voetzolen reikten... De appel valt niet ver van de boom, maar wat als de appel overrijp is en de splutters overrijpe appel in het rond vliegen? Krijgt de vader dan alles in het gezicht? De prut van zijn zoon? Moet de vader dan schoon zoon zeggen? Wat als de boom een pruimelaar is en de vrucht een overrijpe appel? Behoef ik dan enige vragen aan de vrouw of zij wederkerig aan mij? Wat als de appel een pruim wordt of de boom overrijp wordt en op de vrucht valt? Wat als ik een vrucht zondermeer een vrucht noem, zonder te verwijzen naar enige identiteit? Wat te denken als mijn vrouw haar notelaren boekenplank afstoft met suggestieve vegen en ik haar de veelbetekenende wenkbrauw geef? Vragen, vragen ook voor het nageslacht of bij deze; Behoeft dit geen zorgen in deze woke tijden? Of behoeft één en ander uit het literature-idioom geweerd, zoals het gezegde van de appel en het woord appel zelfs voor alle zekerheid? Appel kan met enig doorredeneren tot vele associaties leiden...

Manuel Van den Fonteyne
1 0

Voldragen volharding

Het oude vrouwtje in mijn hoofd, onder mijn beenderwitte binnenste, wacht geduldig de paradijselijke vooravonden af, om er te zijn voor mij, tot ik ouder word, later, veel later en ik haar vervoeg. Ze breit haar zuivere wachten tot knieverwarmers en kunstige kantwerkjes. Echter, het bruisend breekbare wijfje, te trots om te brillen, vergist zich wel eens van draaddikte of naait zomaar geel aan oranje, met haar fysiek gevoel voor symmetrie, zonder onderscheid te zien. Dat de storing vlekt in mijn ogen maakt haar helemaal niet uit; In haar permanent bedrijvige beuzelarijen, streeft ze haar eigen zuivere zielseffecten na. Draad na draad en draadje en lap na lap en nog eens een lap. Aan enthousiasme heeft zij geen broertje dood. Als ik dan uiterst geconcentreerd een steekje laat vallen, laat haar dat geheel onverstoord. Haar klosjes garen zijn eindeloos. Doch, rekenschap is me aangeraden, wanneer ik zou besluiten ammoniaderivaten en cokedampen te snuiven, zou zij wel eens kunnen besluiten om te brijen, een potje brijen welteverstaan. Haar lekker potje, haar hersenstamppotje frist ze op met wat snedige termen, een associatie of drie, een handjevol alliteraties en dat alles samen gaat haar nuffig kruidenbuiltje in. De finishing touch een blokje bouillon van de neocortex. En dan maar laten trekken. En daar ga ik dan en de rest laat zich raden... Als ik al besluit mijn ongebreidelde capriolen de vlucht te gunnen, is het haar moment de schaft in te lassen. Ja, van klinkklare logica is zij gespeend. Aan de andere kant, de rechterhemisfeer, onder het blinkend witte gewelf, loopt de rivier van de taal. De oude visser bevist hem al jaren. De gewezen bureaucraat wijkt niet, want nu hij in pensioen is, kan hij al zijn muggenziftende bureaucratische krachten op zijn geduldig ingehouden passie werpen. Hij heeft al tonnen talige vissen opgevist en werpt ze steeds weer terug. Hij werpt ze terug om ze nog wat te laten groeien, tot ze voldragen zijn. Hij wil enkel de monsterachtig grote snoek vangen, de oeroude God van de rivier. De ene, die hem steeds te snel af is. Maar de waarheid is, zijn lijn is veel te zwak en bij elke aanslag breekt de lijn onverhoopt veel te snel. Maar ik, ik doe door en moet me tevreden stellen, soms met clichés, soms met een redelijke vangst. En hij, hij ziet veel te goed en acht zijn draad, weigerend en ongelovig, veel dikker dan hij in feite is. Ik had hun al voorgesteld de koppen bij elkaar te steken. Zij zou hem een sterkere draad kunnen uitkiezen en hij zou onder het vissen haar de juiste kleur garen kunnen aanwijzen. Wat meer is, ze zouden onder het beuzelen wat hartig kunnen keuvelen. Maar zij willen van geen trouwen weten en trouwens de brug van Noord naar Zuid, de rivier over, was toch al veel te smal.

Manuel Van den Fonteyne
2 0

writersblock

'Wanneer ga je die bult onder het behang weghalen Françoise? Het is echt geen zicht!' 'Ma, toe jong, ga je daar nu weer over beginnen? Je weet dat ik hem graag zie!' 'Maar Françoise toch! Die vent van jou is echt onmogelijk! Hoelang is dat nu al? Is dat geen week of drie geleden dat hij jou vroeg om hem onder het behang te plakken? En gij leent U daar toe! Dwaas trien van een dochter...zoiets!' 'Het is een fase of zoiets. Hij is echt vastbesloten. Hij komt er weer vanonder als hij uit zijn writersblock is zegt hij.' 'Praat hij dan nog met jou? Dan?' 'Wel, iedere keer ik aan het eten van de kinderen begin, hoor ik een licht kreunen en dan vraagt hij mij om elders te koken. De rest van de dag hoor ik hem nauwelijks!' 'Hoe is het mogelijk! Elders gaan koken! Stuk pretentie...onnozel schrijverke! Hij zou beter een beetje gaan werken! Dat zou ik nog wel eens...' 'Hij heeft verschrikkelijke honger zegt hij...' 'Ongelooflijk! En jij laat dat allemaal toe! En hoe zit het dan met je seksleven?' 'Tja, dat moet je er bij pakken natuurlijk. Ik moet zeggen dat het me eigenlijk wel opwindt. Hij is eigenlijk in een soort van constant gesteven toestand, bij wijze van spreken!' 'Daar ben je vet mee!' 'Is het daar haast gedaan, stukske schoonmoeder van mij, met de nadruk op schoon!' 'He Manuel, levend en wel, zo te horen!' ' Dat is het minste wat ik van jou kan zeggen! Weer aan het stoken? Het mag al beginnen gaan of moet ik vanonder mijn papier komen misschien?' 'Rustig vent! Rustig! Ik kom Françoise steunen in haar ellende! Je weet toch hoe behoeftig ze is! Straks moet ze een minnaar nemen, weet je wel!' 'That's it! Ik geef er de brui aan! Wat kan mij de verheven poezie schelen! Ik kan hier toch nooit in stilte werken!'   Ripppppp....boenkkkkk   Kreunnnn  

Manuel Van den Fonteyne
2 0

black poppies/ parallel universes

Eerste akte/ontvankelijkheid   't Lichtdaalde over hem nederen drukte hem zwaarlood wervelde om het hedenblote voeten in de rijmkrakende grashalmenin stichtelijke stiltede openbaring voorbijnevel kringelt zachtom zijn verlaten lichaamzijn dampende huidzweet een koude schedel uiteen stoel dood van het wachtenhet levende wit vangt de essentievier tralies schuiven naar benedenNoord Oost Zuid West       tweede akte/ de zon was dood   De zon was dooden de aarde kleurde bloedroodverdriet voorbijwant materie kent dat niethet is fysieker dan datde oude Godwas onder zijn eigen lichtgewicht bezwekenverdwenen in een wit geboortekanaal   Duisterhet andere kon nu schijnengrijs lichtruis van fotoneneen beetje alsuit de ether verdwenenteevee kanalenhet dode meisjeschikte zwarte papaversop een tafeltjehaar zolderkamertjekleurde keurig in diverse onkleuren   Vandaag kreeg ze bezoekvan de lang verwachtteeen gearrangeerd huwelijkvan licht en duisternisvier tralies lichtten opin de uithoeken van het kamertje     Derde akte/ fletse kaas   Er hangt iets in de lucht,een knettering, alsofprotonen elk momentin mekaar kunnen klappen.   Haar lichaam voelt als een fletse kaasuitgezweet in een ijskoude frigomet kale schimmel om uit te snijden.   Haar moederis reeds twee jaar begraven.   Vader is vanmorgen de tuin ingegaanen niet meer binnengekomen.   Negentien is ze, fris en ongeschonden,nog in plastieken staat van Barbie,maar iets staat te gebeuren,iedere vezel in haar lichaamschreeuwt om een uitéénvallen.   Deze wereld voelt aan als eenimmanente inconsistentie.   Deze staat van zijn is een vergissing.Alles heeft een vervaldatum, zelfsatomen houden het voor bekekenna grofweg achthonderd duizend jaar.   Maar het is niet het einde, niet het einde...     Vierde akte/ parallelle aarde     Het meisje sliktde knoop van angst doorhaar hart zitonder het knarsen van haar tandenheeft ze haar tong doorgebeten?   De wereld is dood in fractie van een secondeze heeft de keuzevan onvermijdelijkheid gemaaktde keuken laateen levenloos wezen achterin een polsslagreist ze een miljard lichtjaaren flitst weer tot leven   Groen is blauw, geel is roodzwart is wit met grijze strepenbomen hangen onderstebovenhuizen zijn glazen kubussenstraten zijn linten in fluo-paars   Even de twijfelmaar dit is haar werelden ze komt weer bijvan het ongelooftussen twee harde hartslagen in haar tweelingzusstaat op van de keukenvloerze heeft de laatste tijdlast van appelflauwtesherinnert ze zich weerhet was begonnen twee jaar terugtoen vader en moeder trouwden   Vader komt vandaag terugvan zijn spirituele reis in Indiaen moeder ging zijn favoriet 'blauwe appeltaart' bakkenze heeft nog wat bloemetjes geschiktom haar blijde hart de vrije loop te laten   Ze houdt het hout van het aanrecht vastom zich te vermannenze moet wat aansterkenstraks misschien wat vettige kaasuit het vuistje eten   Moeder komt vanuit de tuinde keuken binnenen begroet haar kinderenmet een brede glimlachhet plukken ging bijzonder welde top van de appelboomreikt bijna de gronden is op zijn vruchtbaarstwanneer hij de oversteek maaktvan de hemel naar de aarde volgens oude legendenis het groeien dan zo krachtigdat uit de vruchtennieuwe planeten geboren worden  

Manuel Van den Fonteyne
1 0

Het mythologisch verbond tegen het ongecontroleerd zot worden

Ringg, ringg...   'Goeiemorgen! Met het mythologisch verbond tegen het ongecontroleerd zot worden!' 'Ik word zot, ik zie het niet meer zitten!' 'Rustig aan meneer! Eerst en vooral voor de goede orde, moet U mij herhalen, anders mogen wij U niet helpen van het syndicaat!' 'Zeg mij na; Ik word zot, ik herhaal en corrigeer; Ik word ongecontroleerd zot!' 'Ik word zot, ik herhaal en corrigeer; Ik word ongecontroleerd zot!' 'Goed, goed, goed...zeg het eens, wat kan ik voor U betekenen?' 'Wel, ik schrijf me hier zot, hoe meer ik schrijf hoe zotter ik wordt en...' 'Ja, ik hoor het al, een geval van individu hysterie, bij gebrek aan massa!' 'Zeg eens A meneer!' 'A..Aan..hangsel!' 'Ja, ja overduidelijk, zeg eens B!' 'B..Bes..chrijvend!' 'Hmm, ik ben bijna zeker! Zeg eens N!' 'N..NO..Noteren!' 'Juist, juist, meneer schrijft al met twee handen tegelijk zeker!' 'Eh, beh, ja, hoe weet U dat? 'Wij kennen onze pappenheimers meneer!' 'Het is hier een geval van tekort aan dopamines, tekort aan adrenaline als gevolg van een gebrek aan succes!' 'U kunt zichzelf al helpen door één arm af te binden!" 'Denkt U?' ' Vrijwel en geheel zeker, ja! Hebt U al een verzekering tegen gecontroleerd zot worden? Nee, dan kunnen wij U d'r wel één aan de hand doen.' 'Wel, euhh..' 'Kijk, wij hebben een mooie oplossing voor U. U gaat naar een voetbalwedstrijd, liefst zo grootschalig mogelijk, een internationale wedstrijd als het even mogelijk is! U neemt uw schrijfmateriaal mee en zorgt dat uw verhaal af is als er een doelpunt gemaakt wordt. Vergewis U ervan dat de bal inderdaad het doel ingaat, bij het net missen zijn de gevolgen niet te overzien. In zo'n geval dekt de verzekering de schade niet!' 'Ok, ok en wat dan?' 'Wel, zorgt U ervoor, dat U vrije toegang hebt tot het spelersveld, dat uw verhaal af is voor de commotie uitbreekt. Als het doel gemaakt wordt, rent U met uw afgewerkt verhaal het spelersveld op. Zorgt u ervoor dat U uw verhaal hoog in de lucht steekt en U maakt juichende gesticuleringen.' 'Succes verzekerd!' ' Het hooliganisme zal uitbreken, men zal U hoog in de lucht gooien, alsook uw armen breken. Een tweede neveneffect waar we op uit zijn!' 'Hoezo?' 'Wel, men moet van zijn successen genieten, van zijn roem genieten zolang die duurt, maar wij weten hoe moeilijk dat is voor beginnende schrijvers, dus zorgen wij er liever voor dat de schrijver een wijl schrijfonbekwaam is!' 'Hmm, denkt U, misschien het overwegen waard?' 'Ons verbond biedt garantie en kwaliteit meneer!' 'Vergeet U niet uw bijdrage te storten! Houdt U wel in gedachte dat U enkel verzekerd bent in geval van gecontroleerd zot zijn!' 'In geval van twijfel kunt U Thor raadplegen, bedenkt U wel dat Thor bijzonder klopgraag is!' 'Dag meneer en veel succes!'  

Manuel Van den Fonteyne
19 1

Vexations

De waanzin had toegeslagen. De mensen spraken allang niet meer. De Vexations voor piano van Satie waren alomtegenwoordig. De mensen stonden voor hun ramen geplakt in absolute onwezenlijkheid. De wrakende eindigheid had zijn werk gedaan. De eindigheid had ook de genade in zich en belichaamde daarmee ook de oneindigheid. Zij was het alles en het niets en met haar visionaire krachten had ze de mensheid bevroren en haar voor de ramen gepostuleerd. Echter hun geesten, hun gezamenlijke geesteskracht ging door en door in eindeloze aanschouwing. Ramen, helder als nooit tevoren, kaderden de mensen als bevroren silhouetten. Tralies zouden alleen een overbodige luxe zijn. Satie, steeds weer en weer, het kwam uit de hemelen, alles overstemmend. De luchten raakten er drachtig van en zij keerden zich binnenstebuiten in een zuurstofrijke droogte. Gekmakend impressionistisch was licht en geluid, in onophoudelijke melodie, zonder begin zonder eind. Vraag en antwoord in de rusten tussen de noten, altijd weer naar de climax van de onopgeloste melodie, zonder soulaas in de noten. Het thema een gapende krater. Er was iets geknakt in de memen van de mensheid, definitief onomkeerbaar. De huisdieren hadden het dagelijkse leven van de mensen overgenomen, om de steden en straten in hun waarde te laten. Alfa en Omega, de één vormende entiteit, had enkel haar invloed op abstracte breinen. Honden en katten waren haar zorg niet. De parkieten en de papegaaien waren gaan vliegen. De honden hadden de straten ingenomen. De mensen zeiden allang niets meer met hun uitdrukkingloze gezichten als een passe-partout. Voldoening gevende honger en dorst was niet meer. Voor hun ramen kwam ook de verlossende slaap niet meer. Uit de hemelen; De tonen van Satie steeds dissonanter met langgerekter noten, maar het drong niet meer door, ze hoorden allang niets meer. Ze zagen enkel. Het absurde tafereel op de straten aanschouwend. Ze keken zolang totdat de werkelijkheid ook niet meer te zien was. De hemelen waren fluor blauw, de straten en gebouwen in schakeringen van fluor roze en paars, de dieren in fluor geel. Het interieur in de huizen hadden geen nut meer. Het meubilair onaangeraakt. Er was enkel nog de periferie op de contouren van de buitenmuren; Van binnen naar buiten met de onmogelijkheid als een immanente dode metafoor. Binnen straalde een wit licht, zo fel dat je er niet in kijken kon, maar door de ramen heen verlichtten de huizen de straten. Zij, onbeweeglijk voor hun ramen, konden alleen de straten inkijken. De reptielen en knaagdieren hadden het allang begrepen en waren hun riolen ingevlucht. De honden beten alle katten dood en zij, zij zeiden allang niets meer. De evolutie had haar werk gedaan in haar finaliteit en de bakstenen bouwen waren het pronkstuk om statig te wezen voor de oneindigheid. En zij was traag schertsend gelukkig.    

Manuel Van den Fonteyne
1 0

The birds

De nacht had haar illustere gewaad van mij afgetrokken en een zekere onrust sloeg toe in mijn maag. De ochtenden zouden wel eens schrikwekkender kunnen zijn dan de vanzelfsprekende nachten. Ieder creatuur; lelijker dan elk baarlijk bedenksel dan ook, kon wel eens wegvluchten voor het meest onheilspellende wezen dat de rand van het ochtendgloren afschuimt. Het besef van een vermoedelijke mogelijkheid doet mijn maag krampen en mijn geest op het lemma spitsen. Ik sta op noodgedwongen. De dreiging sluimert in mijn verhakkelde denken. Tussen dromen en wakker zijn, tussen de dood en het ondode zijn. Ik moet deze gedachten van me afwerpen en stap de keuken uit en de dageraad van de tuin in. Een verfrissende sigaret onder het nieuwgeboren blauwe uitspansel. Ik inhaleer snel, te snel en de overdaad aan keelschrapende walm dempt de moordput van mijn twijfel. 'Ik heb vast een nachtmerrie gehad!' overtuig ik mezelf. En alsof de ruiter van mijn hersenen weer eens kruistochtzuchtig wordt, slaat de aanblik van de woelende wolken me van onder mijn eigen voeten. In een mum van tijd wordt het luchtruim gevuld met snel van vorm veranderende donderwolken. De hele ruimte wordt opgezweept door een nooit geziene energie, terwijl er geen enkel geluid te horen is. 'Dit is het eind van de wereld!' en de basten van het halfdode berkenbos, aan de rand van het grasperk, stralen met een witheid die ik nooit eerder gezien heb. Het ongeloof boort zich een weg door mijn slapen, terwijl de uiterlijke werkelijkheid zich nog nooit zo helder aan mijn visuele cortex gemanifesteerd heeft. 'Het komt eraan!' Ik wankel achterwaarts tot tegen de keukendeur en blijf verstijfd van angst tegen het glas leunen. De wind stoot enorme zwarte kraaien uit de wolken en algauw is het panorama vervuld van dreigende zwarte stippen. Dan het moment dat aanvoelt alsof de aarde haar eigen binnenste verloochent als een monster; 'BROEMMM' , een knal buiten elke proportie van het kenbare en de hoogste van de dode berken zet het op een krijsen, met een muil die zich uit zijn eigen stam scheurt. Het gillen is oorverdovend en misselijkmakend tegelijkertijd. Ik moet mijn buik omspannen met al de kracht die mijn handen in zich hebben; mijn eigen ingewanden willen aan me ontsnappen, recht de weerzinwekkende gil van de berk in. Plots de ijzingwekkende stilte, die al wat voorafging in het niets doet zinken. De stilte heeft het ontzagwekkende van God en de duivel en al wat is in zich. Alle beweging in de lucht valt stil en elke vogel valt pijlsnel naar beneden met absurde slingerbewegingen. De berk splijt zijn stam in nog lelijker openingen en zuigt elke vogel recht zijn droge takken in. De boom slikt gulzig en de spastische trillingen trekken door iedere vezel van zijn gruwelijke zijn. De lucht vervult zich met dermate afschuwelijke slurp- en smakgeluiden, dat mijn gehoorhangen zich vullen met trommelvlies etende spiraalwormen. De pijn blaast me van mijn sokken en ik val in zwijm. Enkele ogenblikken later kom ik weer bij en alles lijkt weer normaal te zijn. Ik vergewis me van het helse schrikbeeld van voorheen; geen pijn in de oren, geen pijn in mijn buik en ik krabbel weer recht. Wankel maar ongelooflijk opgelucht dat de wormen weg zijn, maar het tafereel voor mij uit, baart nog meer gedrochten...   ...wordt vervolgd...    

Manuel Van den Fonteyne
5 0