Adelbertje liet zijn lievelingspaard zadelen en vertrok op pad naar de arme mensen.
“Hoi, arme mensen!” Adelbertje had besloten dat een luchtige informele toon de beste manier was om met de arme mensen om te gaan. Dat gingen ze vast wel op prijs stellen.
“Goeiemiddag, Adelbertje,” spraken de arme mensen. Adelbertje voelde aan zijn ellebogen dat er enige weerspannigheid huisde in de zielen van het volk. Hij haalde echter zijn geldbuidel boven en sprak hen nogmaals toe, in alle sociale onversaagdheid.
“Hé arme mensen, kijk eens wat ik hier heb: centjes! Ik geef eenieder genoeg geld om een nieuwe stoof te kopen, wat zeg je me daar van.”
De arme mensen keken eens naar elkaar, en Adelbertje stelde bij enkelen van hen een opwaartse beweging van de wenkbrauwen vast. Hij kon geen touw vastknopen aan het gebrek aan geestdrift bij de arme mensen, maar de vragende blik in zijn ogen werd beantwoord door Jeffrey, hun voerman.
“Nou euh, ik vrees dat we allemaal al een stoof hebben die prima is. Enkel die van Lucien begint de laatste tijd wat te stinken maar we hebben afgesproken om er zondag na de mis eens naar te kijken.”
“Welja, maar komaan, een nieuwe stoof en al. Dat zou toch de max zijn!”
“Goh ja, het is heel vriendelijk maar het hoeft toch niet per se hoor. De enige die er beter van zou worden is de stovenmarchand, maar die heeft niet per se geld nodig want hij heeft zelf ook al een stoof.” De stovenmarchand knikte instemmend, bijna gelaten. Zijn kwartaal was net afgesloten en hij mocht er niet aan denken dat hij nog negentien nieuwe stoven zou mogen gaan inschrijven.
Adelbertje verstond er werkelijk niets meer van. Die ondankbare honden slaan hier zomaar een nagelnieuwe stoof in de wind. Hij reed beteuterd terug naar huis. De hoefijzers van zijn ros klonken schel toen hij de ophaalbrug overreed. “Luidruchtig klotepaard,’ dacht hij.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.