Ze hebben een geweten van dun papier
Het scheurt bij een briesje wind
Ze kopen tijd met mensenlevens
Ze oreren vlijmscherp maar omfloerst
Ze laten ons huiveringwekkende herinneringen
Ontdaan, berooid of geblutst blijven we achter
Verdriet nestelt zich in onze hoofden
Het waait niet weg uit schaamte
Opgeslokt en opgesloten hangt het
aan kille vergezichten
Het ontbrandt aan de lucht
om in ontiegelijke chaos te ontrafelen
De woorden huizen in mij als oude mensen
ontwricht door wat ze ooit beleefden
loopgraven vol water en gas
een wonde vol etter en ijzigheid
Hun grond is beenhard geworden
De wapens slaan jaarringen van spijt in de bomen