op het tafelblad zit een bloedrood koppeltje
we kijken ernaar alsof ze oneindig zijn
alsof onze levens kunnen voortbestaan in insecten
met aangespannen wervelkolom bekijk ik de segmenten
het zijn twee heidelibellen in elk detail
ze werden bij maanlicht verwekt in de halfvolle sloot
in het voortplantingswater waar jij, ook ik van genoot
jij brengt je oor dichter bij mijn woord dat wil verleiden
in onze lijven het verlangen naar doorkijkvleugels
we gaan hangen in het park om op te warmen
we eindigen de paring op een retro stoel
bij een kop koffie van een uitstekend merk
met lange zwarte wimpers aan mijn facetogen
kan ik van je borststuk warmte aflezen