Vroeg in de ochtend
priemt een zonnestraal
zacht door het raam,
het spiegelend glas
weerkaatst een laatste
gloed van de maan.
Wolken wit, bruin en zwart
versmelten tot de eerste
troost van de dag,
in het hart nog de smart
van een te korte nacht.
Een kreunende zucht
klinkt luid en overstemt
als een echo het geluid
van razend verkeer,
tot plots het besef:
ik wil dit niet meer!
Niet meer iedere dag
razen en rennen,
slechts nog een schim
van mezelf herkennen,
zwoegen en zweten
en zwichten,
voorbijlopen aan
zovele gezichten,
elke spiegelende
reflectie ontwijken,
doelen en dromen
en hoop indijken,
verlamd door angst
en smart en pijn,
te goed te sterk
te hard willen zijn...
BASTA!