Op vakantie leert Jacqueline, een bevallige Française, Bob , een knappe Nederlander, kennen.
Niettegenstaande de taalbarrière blijven ze elkaar ontmoeten. Voertaal en taal van de liefde wordt het Engels.
Zij wil zich niet aan het Nederlands wagen en voor hem is Frans uitgesloten, ook al noemt zijn vriendin hem steevast ‘Robèrt’ .
Om de communicatie te optimaliseren volgen ze een vervolmakingscursus Engels.
Aan de lessen neemt een allegaartje van nationaliteiten deel. Door hun sympathie maken de Duitsers en Indiërs veel goed maar hun tongval leidt vaak tot ergernis.
Op het einde van de cursus wordt een groepsfoto genomen. De fotograaf vraagt de cursisten om ‘cheese’ te zeggen.
De eerste foto mislukt omdat Jacqueline er staat met getuite lippen en Bob met opengesperde mond. Uit pure routine vertaalden zij het woord en zegden respectievelijk ‘fromage’ en ‘kaas’.
Na overleg en druk uit Rome wordt voor het glimlachwoord ‘spaghetti’ gekozen.
(*) maximum 150 woorden verhaal