En dan komt zij voorbij
in een walm van warmte
en zoete vanille, haar huid
zacht als fluwelen, gladde
perziken die smelten in je mond.
Een paar luttele seconden
kriebelen rillingen over mijn rug
als kleine glimmende insecten
die over mijn hand lopen
terwijl ik een boek lees in de tuin.
Ze zoekt haastig
een plek in de trein
terwijl ze onbewust een
schilderij in mijn hoofd
achterlaat, getiteld:
Belichaming van de zomer.