Berichten uit de psychiatrie: Nadine

13 okt. 2021 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket

Nadine*
en het belang van knuffels

We kennen elkaar nog maar net. Twee, misschien drie weken. Al meteen bij onze eerste ontmoeting vraagt ze mijn naam. Sindsdien, telkens we praten zegt ze om de twee zinnen mijn naam. Haar geheugen werkt beter dan het mijne, ik moet geregeld naar haar naam vragen.

Zij, wat gezet, niet meteen met het hoogste IQ gezegend, maar met fonkelende ogen en een ontwapenende glimlach. Ik, met een gemiddeld IQ dat mij tot op heden niet bijster veel heeft opgeleverd. Soms heeft ze wijze woorden die ze achteloos rondstrooit, als 'tussen de soep en de patatten', woorden die impact hebben, meer dan ze beseft. Die mij aan het denken zetten.

Een vrijdag, we nemen samen de bus. Ik vraag haar waar ze heen gaat.

’Naar mijn vriend, in het ziekenhuis.’
‘Niets ergs, hoop ik?’
‘Een longontsteking.’
‘oei.’

Stilte.

We zijn samen alleen in onze gedachten, ik bij mijn vriendin, zij bij haar vriend.

Maandag.
Vreselijk nieuws. Onverwacht is haar vriend overleden. Ik weet niet wat gezegd, vind geen woorden.
Zij lijkt het niet te begrijpen. Onwezenlijk. Hij is er niet meer.
Nooit meer. Hij is weg.

‘da’s echt ‘beuh’ hoor, filip.’
‘waar denkt ge dat hij is , filip?’
‘hij is niet gelukkig ,zenne , waar hij is. Dat voel ik, filip.’
‘Wanneer wordt hij begraven?’
‘Hoeveel kost zo’n kist? Kan je dat eens opzoeken, filip? En wie gaat dat betalen, filip?’

Het vragen stopt niet, en ik heb geen antwoorden. Ik denk aan Jean Gabin -je sais qu’on ne sait jamais- en tracht te troosten.

Ik vraag de volgende dagen regelmatig of ze wat kan slapen, of het gaat.
‘Moeilijk, ik moet altijd aan hem denken.’
‘Het is ni gemakkelijk hoor, filip, het is moeilijk.’
‘Ja, want dat doet echt pijn hoor filip, altijd. Pijn!’

Ik vertel haar dat dat normaal is, en dat het verdriet en de pijn nog een hele tijd zullen duren. Dat het betert, na verloop van tijd, maar dat het nooit echt weggaat. Dat ze de mooie momenten moet koesteren.
Ik praat niet verder, op zo’n momenten zijn woorden maar woorden. Ik streel over haar schouder. We zwijgen even. Dan volgt een spervuur aan vragen.

‘Dat moet toch niet tof zijn, zo in ne put, met grond over u, he filip?’
‘Hoe diep is dat eigenlijk, zo’n put, filip?’

Ik weet het niet, ik weet niet wat te antwoorden, ik ben agnost, wat kan ik doen om te troosten? Symboliek?

-‘Als hij ergens is, dan zal hij wel gelukkig zijn.’

-‘maar waar is hij dan? Onder de grond?’

-‘Neen, zijn lichaam wel, maar zijn geest niet.’

-’is dat zo?’

-…

‘is dat zo?’

‘…misschien, ik weet het niet, maar je kan aan hem denken, en hij aan jou, misschien kijkt hij naar jou.’

-je sais que je ne sait pas-

In de living hangt een kadertje met typisch zweverig Boeddhistische afbeeldingen. Kaarsjes, warme kleuren, links onder een klein zwevend Boeddha-beeldje, rechts boven een Boeddha in zijaanzicht. In het beeldje ziet ze haar vriend, en ze ziet dat hij niet gelukkig is. Verhalen helpen ons mensen, dus ik probeer:

-‘Misschien wacht hij gewoon, waar hij is, tot jij afscheid neemt, waarna hij verder kan, misschien wel naar de hemel. Of misschien wordt hij een ster, kijkt hij naar je, en is hij altijd bij jou, in je hart.’

-‘die hemel, bestaat dat dan? En waar is dat dan, filip?’

-…

-On ne sait jamais le bruit ni la couleur des choses- 


Tussen de lijnen door had ik al gelezen; veel sociaal contact heeft ze niet, ze heeft een zus, en hier en daar waarschijnlijk nog wat mensen, maar weinig.

-‘Als je wil kom mee naar de begrafenis, om je te steunen?’

Begrafenis.

Eenvoudige, serene dienst. Mooie woorden. De psycholoog, een van de zorgverleners, en iemand van het mobiele team -die haar goed kent- tekenen present. Ik ook.

Ik heb de man -haar vriend- nooit gekend, maar hij heeft, naar ik vermoed, niet meteen een foutloos parcours gereden. Ik wil, kan en mag niet oordelen, in de dood zijn we allen gelijk.

Het is hier, in het mortuarium, verstopt onder of achter de parking van het ziekenhuis (wat kunnen e dat toch zo goed, de dood verstoppen) dat ik de eerste tranen zie. Ik hou me wat op de achtergrond, maar groet haar bij het buitengaan, we geven elkaar een knuffel.

Daar en dan gebeurt het meest menselijke, het mooiste; het gevoel verbonden te zijn.

‘af en toe een knuffel, dat hebben we nodig’, zeg ik.

Ze huilt, ze knikt, ze lacht.
We weten, we hebben gelijk.
En weer denk ik aan Jean Gabin.

-On oublie tant de soirs de tristesse 
Mais jamais un matin de tendresse!-

*De gebruikte naam is om privacyredenen gefingeerd.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

13 okt. 2021 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket