De stad verwoest, de mens gevlucht,
alle panden de instorting nabij.
In zijn onderkomen
vergeten door de bommen
trekt de orgelman zijn hemd aan
klopt het stof uit zijn vest
poetst zijn schoenen tot glans.
Door doofstomme straten
stuurt hij zijn orgelkar, neemt de plek in
die hem vroeger toegewezen werd.
Nu tussen de ruïnes.
Daar staat hij, verzonken in zichzelf,
onzichtbaar voor de laatste soldaten
maar niet voor de fotograaf die vraagt
of het mag. De orgelman sluit de ogen
en knikt, het toestel klikt het moment
voorgoed vast.
Er komt een vrouw met soep en brood.
De orgelman verstrooit de allereerste klanken
in de Berlijnse lucht.
© Vera Steenput