Ik verwachtte niets
op blote voeten, aan de rand van het bed.
Alles was al goed:
de spanning, het bange ongeduld, de weerloosheid.
Hemden gleden af.
Maskers vielen.
Lichamen bleken tegengesteld
toen jij het mijne ongeschonden noemde.
Je blikte schuchter over je schouder
als de jongen die je was.
Je stramme bewegen herinnerde aan botten die lang moesten dragen.
Lust vermeerderde met ontzag.
Jouw broosheid beet in mijn sterke dijen.
Ik aanvaardde jouw overmacht.
Ontkleed me van dit lijf van mij
waarvan men nog zoveel verwacht.
In de groeven van jouw gelaat wil ik bestemming vinden.