Mal
Koningin in al mijn wereldenontvankelijk en zachtheb ik, onderweg gedijend in weelderige stilteonverstoord op jou gewacht.
Verveeld door al wat moetin een mechanisch grijsland aangekomenverloor ik troon en kroonwerd ik "iemand", versteend door ijdel gepraat.
Al wat ik verlangde was minder, trager, mooierhanden die me openplooienin stukjes breken tot mijn oorspronkelijke staat.
Jij zweeg me warm en streelde me heeldichtte mijn barsten met blikken en tijd.
Nu heersen we samen in mijn hervonden rijktussen vogels met staarten van koningsblauw.Verhalen scheppen we denkbeeldigbuiten mijn bonte tuin ben ik nooit van jou.
Zwerf nu met me, voor het zwerven alleen.Begrens me.Wees de mal waarin ik pas.Word ik te veel mens, hou me dan tegenmaar smelt metot de vorm die ik ooit was.