Biecht

20 jun 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

In elk voortuintje van het dorp Otterlo staat een schildersezel of een leeg kader. Erop, erin, een eigen interpretatie van de zonnebloemen van Van Gogh. Goh, zegt de juffrouw aan de receptie van het hotel, ja, het is een Van Gogh jaar, en met het museum hier ...  Wij herdenken de goedheilige schilder ook, zeg ik. Hij heeft een tijd in de Borinage gewoond, om goede werken te doen. Hij is ook een beetje van ons, niet alleen van jullie en van mevrouw Müller.

 

Die duistere kant was de juffrouw onbekend. Zuid-Frankrijk, dat weet ik, zegt ze, maar België?

 

Het Kröller-Müller museum moet wachten. Er zit te veel rusteloosheid in mijn benen, de wandelpaden van De Hoge Veluwe trekken meer.

 

Het  eerste schilderij waar ik de dag erna stil voor sta, toont Eros die verontwaardigd naar zijn moeder kijkt. Bijen hebben hem gestoken, en dat doet pijn. Aphrodite wijst hem middels een tekstballon terecht. Eigen schuld, dikke bult. Had hij maar geen honing moeten stelen.

 

Net zo goed had ik in Londen voor dit schilderij kunnen staan, of in Kopenhagen, of in Berlijn, of elders, want Lucas Cranach de Oude deed aan serieproductie. Geen getormenteerd kunstenaar op zoek naar zijn maatschappelijke en persoonlijke roeping, maar een succesvol ondernemer en gewaardeerd burger van het zestiende-eeuwse Wittenberg. Hij verkocht ook wijn, baatte een apotheek en een drukkerij uit, nam deel aan het stadsbestuur.

 

En zelfs als u, net als ik, Wittenberg niet precies weet te situeren op de Duitse landkaart, dan weet u zeker nog wel dat Luther daar zijn revolutionaire stellingen tegen de deur van de kathedraal spijkerde.

 

Die zijn een uitnodiging tot een theologisch debat over zonde, berouw, biecht en genoegdoening, over honingraten en boze bijen. Als het aan Luther ligt zijn er geen aflaten meer voor de kleine Eros, met geld en prestige alleen kan je geen genoegdoening verkrijgen.

 

Lucas Cranach is een goede vriend van Luther. En naakte vrouwen één van zijn best verkopende artikelen. Ze hebben altijd hetzelfde lichaam. Groot hoofd, lange oorlellen, afhangende schouders, kleine borsten met rozijnen als tepels, een sympathiek buikje, smalle heupen met een kont, en lange Barbie benen. Of het om de persoonlijke voorkeur van de schilder gaat, of over het schoonheidsideaal van Wittenberg in de zestiende eeuw, weten we niet.

 

Ze lijken in geen geval op Katharina van Bora, de sterke vrouw van Luther, die na haar vlucht uit een klooster eerst onderdak vond bij Lucas Cranach. De pijlen van Eros treffen ook godvruchtige vrouwen en mannen, denkers en doeners, raken iedereen zonder onderscheid.

 

Het publiek leest Luthers stellingen anders. Hen gaat het niet om het besef van erfzonde en de eigen misstappen, hen gaat het om het bandeloze gedrag van de rijken en de machtigen. Waar die vandaag de wetten van de vrije markt als excuus gebruiken, kochten ze zich in de zestiende eeuw met aflaten een weg naar het paradijs. Luther gaat geleidelijk aan met de activisten mee, en predikt de revolutie.

Daarna wordt elke zonde onuitwisbaar.

 

Na het museum en de vele Van Goghs van mevrouw Müller, zoek ik opnieuw de wandelpaden op. Onrust is er niet op één dag uit. Het is bewolkt in de Hoge Veluwe, en terwijl ik langs de duinen en door de bossen wandel contempleer ik mijn eigen zonden. Zijn we niet allemaal protestants geworden, vraag ik me af, onze bandeloosheid ingeruild voor de dwingende noodzaak om het altijd goed te doen, nooit te falen, en onze kwetsbaarheid te verbergen? Missen we niet de troost van de biecht en de absolutie, de zalvende stem die ons verzekert dat we allemaal zwak zijn en niemand zonder zonden?

 

De tentoonstelling citeert uit de brieven van Van Gogh. Commentaren over eigen werk en dat van zijn vrienden schilders. Hij zoekt en twijfelt, faalt voortdurend in eigen ogen, maar probeert telkens opnieuw. Een Van Gogh jaar. Hij zou de handelaren uit de tempel hebben geranseld. Een mens is hij, geen god, geen maker van koopwaar.

 

Het is te vroeg in het jaar voor wakkere bijen, maar lentevliegjes zetten wel de aanval op mijn zwetend hoofd in. Een teken Gods, zonder twijfel. Ik zwaai met mijn armen, sla in de lucht, een kleine mens alleen in de grote natuur. Het helpt niet, ik spuug er een paar uit. Genade is deze dagen nergens meer te vinden, stel ik vast.

Tenzij misschien, heel af en toe, in de armen van een geliefde.

 

Vanavond moet ik alleen naar bed.

 

 

Dirk Van Boxem

meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

20 jun 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket