De knoop (aflevering 1)
Marleen kijkt naar de grond, de schouders opgetrokken en de paraplu dicht tegen haar aan. Er staan veel plassen in het slecht onderhouden voetpad. Zo hard regende het nog niet toen ze vertrok.
Het feestje gisteren speelt in haar hoofd en haar darmen, en Jonas, haar tweede kind, was al vroeg op geweest. Hij had, zoals hij wel meer deed wanneer hij een moeilijke dag aankondigde, geroffeld op hun lakens. Niet hard, maar het zachte tikken op haar buik had de slapende massa alcohol en slecht eten weer aan het werk gezet - terwijl ze zo had gehoopt dat die ongemerkt uit haar zou glijden, straks. Haar eerste geluid van de dag was dan ook een boer, die haar mond met zuur vulde. Normaal was ze één en al geest, maar daar leek deze ochtend weinig van over gebleven. Ze wou haar ogen weer sluiten, maar merkte dat ze die nog niet open had, en het kloppen in haar keel verried een te snel hartritme. Vaag herinnerde ze zich iets over haar man, Rik. En over Stefan.
Een bus spat haar nat, en ze zucht. Thuis blijven was geen oplossing geweest, niet met een Jonas in overdrive, en ze is van dienst in de boekhandel. Verantwoordelijkheden zijn niet licht.
Ze opent de drie sloten van de voordeur. In het halfduister van de winkel zijn de boeken nog niets dan vorm, stapels. De geur van papier is sterker zo, wanneer de adem van de schrijvers ontbreekt en de boeken anoniem zijn. Ze blijft even in het midden van de winkel staan, en aait een exemplaar van een stapel die ze gisteren heeft neergelegd. '25', van Jamal Ouariachi. Seks verkoopt.
Maar de lichten moeten aan, de koffie gezet, de kassa opgestart. Bij de laatste verbouwing heeft ze haar zin gekregen. Vooraan is alles wit, met boeken op tafels, de omslag open en bloot. Het nodigt de mensen uit om toe te tasten, gretig en gulzig. Bijna niemand laat zich nog verleiden door een mysterieuze rug in een rek. De boeken daar lijken in eeuwige winterslaap, en ze prijst zich gelukkig telkens wanneer er toch iemand met zijn vingers langs glijdt, en een exemplaar wakker kust.
Achteraan, op de donkere verdieping met de koopjes, alles door elkaar, komt bijna niemand. Zij loopt er elke avond na het afsluiten even langs, kijken of ze nog leven.
Haar telefoon geeft een klikje wanneer de eerste klant de deur opent. Nou ja, klant. Het is Harry, die komt elke zaterdag de kranten lezen in de winkel. Niet om te weten te komen wat er in de wereld gebeurt, maar om er commentaar op te geven.
Het berichtje is van Rik. Of zij weet of er een paar reserveveters voor Jonas' voetbalschoenen in huis zijn. Het voetballen van Jonas is iets van Rik. Hij leurt met het talent van de jongen langs alle grotere voetbalclubs van de streek. Gaat supporteren wanneer hij speelt, geeft goede raad aan coaches en ieder die het wil horen, en kijkt met het joch naar elke voetbalwedstrijd op tv. De analyses duren bijna even lang als de wedstrijd zelf.
Gelukkig staat het voetbal tv-toestel op zolder.
Nee, antwoordt ze naar waarheid. Dat weet ik niet, Rik. Maar de club heeft er ongetwijfeld wel in voorraad.
Dat ze oplossingen moet aandragen voor elk groot en klein probleem van Rik is ze gewend. De eerste keer dat ze hem uitkleedde had ze de knoop van zijn broek los getrokken. Haast, nervositeit, lust, dat weet ze niet meer. Tussen het kussen door had hij haar gesmeekt die knoop er weer aan te zetten, straks. Ze had gelachen, en haar handen in de open broek gestoken, maar hij meende het. Dat merkte ze aan zijn tong. Natuurlijk, fluisterde ze, natuurlijk laat ik je niet gaan voor je weer heel bent.
Ze was niet goed in het vastnaaien van knopen, en toen hij een paar weken later weer los kwam, had ze hem aan een veter gehangen. Het is mijn knoop nu, zei ze tegen Rik, die keek hoe de knoop tussen haar borsten bengelde.
De knoop maakt deel uit van hun leven. Ze draagt hem bijna altijd. Tijdens haar zwangerschappen was hij stil en nietig, en één keer, tijdens de bevalling van Jonas, knapte de veter bij diens eerste schreeuw. De knoop gleed in het bakje met de nageboorte, waar de vroedvrouw hem met tegenzin weer tussenuit haalde.
'Er zijn ook dit jaar weer geen stoute kinderen in Vlaanderen!' Harry kijkt op van zijn krant. 'De zwarte pieten zullen met lege zakken terug naar Spanje moeten. Een hele last minder voor Slechtweervandaag, dat wel, maar in het echte leven zijn die Moorse kaliefen niet zo simpel te verschalken. De kinderen laten ze nog zo, maar onze jongeren bederven ze met hun perfide godsdienst. Die kopen dan zelf wel hun ticket naar de strijd, om van daaruit te roepen hoe slecht wij wel zijn!'
De dreiging van islamextremisme is Harry's stokpaardje de laatste maanden, al vormen ebola en de regering Michel wel sterke concurrentie. Het einde der tijden is in elk geval nakend. Marleen herinnert zich nog hoe hij de kelder van de boekhandel wou gebruiken als schuiloord, op 31 december 1999.
'Dat hele verhaal om van die zwarte pieten witte pieten te maken is een valstrik. Snap je dat niet, Marleen? Het is hen te doen om ons een schuldgevoel aan te praten wanneer we opkomen voor onze tradities! Ze nemen het hier gewoon over!'
En dat onder het mom van politieke correctheid, jaja, dat kan Marleen zo ook aanvullen. 'Nog een koffie, Harry?' Hoe bang ook voor het voortbestaan van de maatschappij, Harry begrijpt de suggestie en staat zuchtend recht.
'Hoe gaat het met jullie supertalent, Marleen?' Ook die vraag behoort tot het vaste patroon.
'Slecht'. Dit antwoord is nieuw. Ze ordert de kranten en wandelt weg met Harry's koffiekopje. 'Hij blijft veters breken, en uitschuiven. Net zijn vader.'