Ze moet 's avonds in een bestiaal hoofdstukje van Mieke Maaike’s Obscene Jeugd hebben liggen lezen, daar in haar nest in slaap gevallen zijn nadat de hond naarstig gelikt had, en een droom van jewelste gehad hebben.
De wind is geluwd en ze komt mijn slaap- en schrijfkamer binnen, gaat op de rand van mijn twijfelaar zitten. Zoals altijd is haar jonge lichaam bij nacht en ochtendgloren slechts in een XXL T-shirt gehuld en hangt het katoen tot net onder haar lentetuin.
Of ik het erg vind, dat ze alle potjes chocomoes alleen heeft zitten opeten? Dat er nu enkele bruine vlekken zitten op Boons bladzijden. De antwoorden kent ze. Ik zwijg eerst en vraag haar dan om de vuilnis buiten te zetten. “Vandaag ook PMD, karton en papier,” zeg ik, “maar doe het boek nog niet weg.” Aan haar blik zie ik dat er een voor-wat-hoort-wat-spel zit aan te komen.
“Alleen als ik eens warm paardenzaad, van een Arabisch volbloed mag voelen,” zegt ze zonder op haar lip te bijten, “hoe het over mijn buikje loopt en mijn kerststalletje vult.”
“Dan moet ik je teleurstellen,” antwoord ik, dat in de kelder van dit huis geen bokalen met paardenspul staan heb, dat de gleuf in de voordeur voor mensenpost is en ik niet meedoe aan dat kerstgelul.
“Kijk wat je kunt doen,” en op haar tenen stapt ze over de lege flesjes lambiek die naast mijn bed liggen, trekt haar T-shirt wat naar beneden. “Ik zet alvast koffie.”
Voor het verhaal en na lang goede-huisvader-gegoogel vindt hij die zocht:
8000 EUR voor een scheut Arabisch zaad van Quail Ridge Marc “de mooiste van Dubai”, verkrijgbaar in de stoeterij Knocke Arabians van Paul Gheysen, was in 1980 nog tuinaannemer en heeft nu een vermogen van 650 miljoen EUR, vergaard via Ghelamco, met de bouw van immense hangars in Polen, Rusland en Oekraïne. Nu richt hij zich meer op de Belgische markt, voetbalstadions, louche deals met burgemeesters, financieringen via Optima Bank en watermaatschappijen, Charleroi-aan-de-Leie, blablabla...
“Zuiver van bloed, die hengst, zoon van de merrie Sweet Dreams,” zeg ik haar.
Ze is naast me komen staan. Met haar handen rond de tas geslagen, leest ze mee van mijn scherm. “Meer bonen waren er niet,” zegt ze en bladert door die Knack van 22 november, probeert nog wat stront van Daniëls knikker te krabben.
Ik klik op afsluiten, sta op, trek mijn pyjamabroek recht. Het zijn die rustige strepen, die barcode van een zebra, die mij rechthouden. Ik moest maar eens een koud bad nemen, er fris gaan uitzien als een noordzeegarnaal in februari.
“Doesjka, laat ons wachten op de winter.”
“Ik weet het,” zegt ze, “dan graast hij stilletjes, hier in de tuin, ruikt hij de klokjes.”
“Ja, dat ezeltje, met roze laarsjes, en sokken van een geit.”
Knikkerstront en paardenzaad
deel 2 van het historische kortverhaal 'Billy Sønderland'
uit de reeks 'Waanhoop'