Vrijdag is het, 5 december.
Gisteren heb ik aan de Scheldedijk te Zwijndrecht, in het hoofdkantoor van DEME, mijn ontslagbrief afgegeven en daarna, in de namiddag, een eigen zodiac gekocht bij Marina Yachting te Oostende.
Deze ochtend ben ik bij het krieken en het kraaien van een kerkhaan, de haven van Oostende uitgevaren, naar Zonderland, het eiland bij de noordelijke top van de Noordhinder dat ik het mijne mag noemen.
De zee is rustig en een zon blakert op de golven. Ik zie uit de richting van Oostende de Vlaanderen XX dichterbij komen. Hij brengt me de containers, de reddingssloep en de kottermast. De zuigerhopper nadert en op het dek staat ze. Doesjka. Met haar jonge handen ondersteunt ze een zwangere buik. Ze laat de rechterhand los en zwaait naar me.
Een kraan laat de reddingssloep zakken. Daarna volgt de kottermast. Een koord en een boei zitten eraan bevestigd. De kottermast verdwijnt onder het wateroppervlak, de boei laat niet los en dobbert als een roze kop, ginds, op een boogscheut van mijn eiland. Ernaast drijft alsnog de reddingschuit.
Billy roept mij op door de VHF: “Die containers. Dat zal niet lukken. Ik kan niet dicht genoeg komen.”
Hij zegt nog dat “hij vertrekken moet, met de Vlaanderen XX. Naar Qatar. Hij is verkocht.”
Een halfuurtje later zie ik ze wegvaren, Billy en Doesjka, samen in de stuurhut van dat groene schip, in de richting van het Kanaal.
Het is Natasha die haar hand op mijn schouder legt.
“Breng ik vóór ik sluit nog een Mort Subite? Je zat te weer te dromen.”
Er zit een natte plek op haar négligé. Mijn tranen zijn het niet en ik kijk door het raam, naar de roeste kotter die aan de overkant, aan de kade van de vismijn aangemeerd ligt.
“Neen, Natascha. Dank je. Ik ga zwemmen. In de Noordzee. De winterwind en het zout proeven,” en ik vraag of ik mijn gerief bij haar mag laten, een grote zak, met daarin een schriftje met op de kaft ‘Bagger’ en twee legodozen, nummer 4999 (Vestas Wind Turbine) en nummer 6270 (Forbidden Island). Wat jammer is: een wiek ontbreekt. Ook de kop. Van die ene piraat.
De laatste gueuze
slot van het historische kortverhaal ‘Billy Sonderland’
uit de reeks ‘Waanhoop’