hier geen treffende bliksems; tenzij er effectief
een dode valt, komt er geen drama aan te pas,
verkoop ik het sentiment als was het het mijne.
(zij was, geloof ik, vijftien jaar,
en ik zat bij haar broer in de klas - gibberend
in de regen renden de vriendinnen hand in hand
naar het afdak dat zij nooit bereikte;
hij trof niet eens haar, zo werd gezegd,
en hoe oneerlijk; alsof fysica verkeerde
wetten volgde.)
en hier ook geen klaterende watervallen
en al zeker geen geheime grot achter dat vallende water;
zelfs geen 'tenzij'; geen duistere nevelen in de nacht,
hoopvolle sterren, mysterieuze maan, er ligt
een lege fles op het strand.
wat ik zie is wat je krijgt: door dit keukenraam
valt het daglicht naar binnen. In de tuin vliegt
een roodborstje af en aan, en pimpelmezen,
veel pimpelmezen dit jaar - en ja, ik denk vaak
aan vroeger, maar dan nogal prozaïsch;
(het ongeloof, en dan de pogingen om haar terug
tot leven te wekken, ik was er niet bij, maar stel
het me voor, het verkoolde binnenlichaam -
de verbrande geur en het besef dat het te laat is,
de furieuze vader, het verdriet en het verderleven,
de stem waarmee ze niet meer spreekt.)