De vuile ramen, met recente adem aangeslagen,
woorden, soms een schreeuw, slaan te pletter op dubbele beglazing.
Ongewassen lakens en een sofa om op te slapen,
de geur van gevangenschap, van gekooid kweeklijf,
en complexen die de kamer nooit verlaten.
Je woont in een bijeen verzameld trauma,
een boze droom van enkele vierkante meters groot,
vele verdiepingen hoog. Achter het raam, voorbij de valse hoop
op een snelle verlossing, het panorama van een stad
waar je even geen deel meer van uitmaakt, je leven
uit dit mierennest geschrapt. En niemand die het merkt.
De honger naar verzadigde vetten en suikers
brandt in je keel, maakt je tong een droge leren lap dat verhard
in het lange wachten, een dagelijkse kick die er plots de brui aan gaf.
Marteltuigen om vet te verbranden, liters zweet
en de stank niet te harden, maar afslanken zul je,
afgesneden van de toevoer van frisdrank en vet,
gedaan met donuts en spek, weg met cola en drek,
Geen taartjes, geen fastfood, cold turkey in vastgoed.
En 's avonds worstel je met andere duivels,
Stockholmsyndroom, het pad naar verlossing,
gehandboeid aan haar perverse geest, gedwongen dieet,
doeltreffend maar wreed. Mindblow, ze is zo mooi.
Perfect getraind, je ziet jezelf over enige tijd,
jouw spiegelbeeld in een streeflijf, een Siamese tweeling
verwikkeld in een titanenstrijd, en hoe de rollen omgedraaid,
hoe haar kont de sofa zal dragen tot ze in jouw afdruk past.
Je hebt je doelgewicht bereikt, fastfood is verleden tijd,
maar voor haar start een soortgelijke proef.
Ze zal vreten tot ze zo dik als jij toen.
(voor Irvine Welsh en zijn fans)