In Portugal, Italië of Spanje stap ik onder een stralende zon in het vliegtuig en in ons land stap ik er onder de ‘drache nationale’ weer uit.
Het waren de woorden van een bevriend zakenman die er aan toevoegde dat het tijd werd om een beslissing te nemen. Met wat de fiscus hem hier afhandig maakte kon hij in Portugal een riante villa kopen.
Een tijdje later voegde hij de daad bij het woord. Om ter plaatse naar een geschikt onderkomen op zoek te gaan, huurde hij in de winterperiode een vakantieverblijf.
Het optrekje was een enorme villa met een zevental kamers en badkamers en een zwembad. Inbegrepen in de huurprijs was ook een bediende die er dagelijks kookte en de was en de plas deed.
Wij kregen al snel een aanbod dat wij niet konden weigeren om met onze twee dochters enkele weken het gure decemberweer in ons landje te ontvluchten.
Ter plekke begeleidden wij onze vrienden soms bij hun zoektocht naar een geschikte woonst. Het was de periode dat vele Engelse grootgrondbezitters en eigenaars de biezen namen na de politieke omwenteling in het land. Gewiekste advocaten, een soort surrogaat-notarissen, verkochten er eigendommen tegen tien keer de prijs die je zou betalen als je rechtstreeks van de eigenaar kocht.
Maar er was dus die Portugese ‘ajuda doméstica’, die naast het opdekken van de bedden en het schrobben van de badkamers en vloeren , ons ook dagelijks deed genieten van haar kookkunst.
Erg verfijnd was die niet, want ze had voor een langere periode een soort tomatensaus bereid, die elke dag opnieuw werd geserveerd. Maar er was ook dagelijks verse vis. Overheerlijk, het leek wel of die rechtstreeks vanuit de zee in haar keuken was aangespoeld.
Als deze lieve ‘faxineira’ toekwam en wij aan de ontbijttafel zaten klonk er steeds een luide begroeting: ‘Bom dia’.
Af en toe hoorden wij hoe ze tijdens het werk liedjes zong. Ze legde uit wat ‘saudades’ betekent , het Portugese begrip voor heimwee of zielesmart, die zo prachtig vertolkt wordt in de fado, de nationale zangkunst of het levenslied.
Wanneer wij al een tijdje terug waren in het druilige vaderland vroeg onze jongste dochter: ‘Hoe zou het nog met Bomdia zijn?’ Dan bleek dat ze dacht dat het de naam was van de Portugese mevrouw die de kook en plas deed.
Nadien hadden we zelf een aantal werksters en huishoudhulpen van Braziliaanse afkomst die wij tot hun groot jolijt, steevast Bomdia noemden. Een van hen zong ook regelmatig tijdens het werk maar het voorstel om een cd met fado’s op te leggen wimpelde ze af. “ Veel te triestig”, zei ze: “deze Bomdia zingt liever de Samba!”