Want tevredenheid is soms een moeilijk punt. Ik weet dan niet zeker wat ik ambieer, maar dat jij een van de enigen bent op de wereld die het zou begrijpen, dat weet ik wel.
Hoe dan ook, als ik oprecht tevreden ben, dan zou ik me geen zorgen maken om de interactie tussen jou en mij. Dan zou ik weten dat er geen wolken voor de zon gingen verschijnen, en als ze dat wel deden, dat ‘t dan normaal was en dat er een mouw aan te passen zou zijn. Dan zou ik geen problemen aan te kaarten hebben uit mijn eigen psyche, geen roerselen die me uit het lood konden slaan ondanks jij. Ik hou wel van je, maar zou ik dat nog normaal kunnen vinden als ik inspanningen moet betrachten om tevreden met jou te zijn, en met jou alleen.
Hoe dan ook, zo een twijfel moet vermeden worden en hoe lang kan ik ’t aan de touwen van de zeilen nog vieren onder het mom van ja, kijk onze verhouding is nu eenmaal nog in volle ontwikkeling en natuurlijk moeten we groeien en sterker worden. Geen roet in het eten gooien.
Zeker, we moeten ons samenspel uitbouwen, tot het sterk genoeg is om aan de toevallige accidenten van het leven te ontsnappen. Hoe lang kan je zo blijven doorredeneren tot je bij net zo een doordachte terugblik op je eigen gedragingen de maatstaf zal kunnen evalueren waaronder je samen door het leven beweert te gaan ?
Meer twijfel op dit ogenblik is gevaarlijk, maar ik ben blij dat ik over zo’n dingen met je kan praten. Ik heb al veel over een vrouw gedroomd in mijn leven, maar nu zit ik dus met jou en ook al ben je, ik herhaal, momenteel niet lijfelijk aanwezig, er kan zoveel gebeuren en ik hoop dat we ons avontuur niet moeten staken nog vooraleer we onze kinderen gaan bepraten.
Want is het niet zo dat je pas dan werkelijk iets in je onmiddellijke nabijheid weet, eens je erdoor de lopende dingen ziet te verontschuldigen, met name wanneer je een of meerdere levende kleuters als bliksemafleiders om je heen ziet kruipen of in het rond ziet stoeien. Ik zou me beslist pas echt zorgen moeten maken wanneer ik jou en hen voor een lange tijd zou ontberen. Zoals al aangetoond, teleurstelling kan voortspruiten uit een gebrek aan opgeruimdheid. Ook onachtzaamheid is hieromtrent een grens, maar enigszins lui dan, verborgen blijvend, even wachtend om zijn gelaat te tonen, vooraleer uit je landschap omhoog te torenen en je de doorgang te versperren. Om je dan, in vele gevallen beladen met de last van onzekerheid, opeens te confronteren met de waarheid en waar die aan toe is. Maar ik wil mijn begrip en mijn inzet niet smoren, ik weet een beter alternatief, het is als naar de kapper gaan, bijvoorbeeld om je haren te laten trimmen, het is het schrijven en dat bedoel ik dus. Het is een dankbare bezigheid, omdat het in een wisselend maar altijd je eigen tempo gebeurt, en omdat je het op alle ogenblikken een halt kan toeroepen door te melden dat je het met iets niet eens bent. Dat je even wil nadenken vooraleer je de dingen aanhangig wil maken, zo is schrijven een duikersklok, waarin je de eeuwig onontgonnen diepten van je gemoed, het water van je geest, te lijf kan gaan. Waarin je door dat geïmproviseerde venster vissen als geheimzinnige, argeloze, toevallige, organische en onbenoemde maar getrouwe trawanten aan je voorbij ziet gaan. Het is een werkmiddel waarbij je je argwaan overlevert aan de artificiële luchtbel waarin je jezelf opgesloten heb.
Je vertrouwt er nu eenmaal op dat iemand het touw waaraan je vastzit, na verloop van tijd weer omhoog zal hijsen. Wees niet jaloers om wat je hebt, je kan om de beurt aan de bak gaan om tekst te leveren, de tekst die er al staat, afgewisseld met de tekst die we erbij verzinnen. Je moet daarom niet elk klein ding met dankbaarheid verwaardigen, maar nogmaals, je kan datgene leren ontmoeten waarmee je tevreden door het leven kan stappen. Weer die tevredenheid. Misschien gaat het daarover, wat ik wil zeggen. Maar ik verzwijg iets.
Zie je, ik zit nu eenmaal met deze bijzondere aangelegenheid die ik met me meedraag en waarover ik nog niet gerept heb, waarvoor ik me, trillend, beschermen wil. Ik wil evenwel niet dat je je zorgen maakt, ik bedreig je niet, ik heb je lief. Wat is er dan ?
Wel, er is de eeuwige vriendin die ik in mijn fantasie heb, die ik omwille van alles verdraag, geen concurrente maar een vriendin die boven alle twijfel en bezorgheid verheven staat, een vriendin die zo mooi is als de mooiste onder meisjes, met lange haren en met een gebruind lichaam, met een intelligent gezicht en met handen die me omwille van alles willen vastgrijpen, om me te troosten en om zich over me te ontfermen. Zij heeft recht op al mijn ontboezemingen. Zij ziet mij. Zij doet mij voelen en zij voelt op haar beurt mijn gevoelens. Ik geef haar meer dan ze kan stelen. In haar schoot rust ik om mijn onbelemmerde keuzes. Ik rond de kliffen van mijn eigen persoonlijkheid volgens de paden van haar eigen onherbergzame oorden. Ik ben haar slaap en zij de mijne. Ik ruik haar voortdurend om me heen. We vertellen elkaar alles, ook wat we niet willen horen en dat verontrust ons niet. Ik ben niet bang om haar angsten te kennen, ze te betreden. Ik veroordeel niets van de dingen waar ze behoefte aan heeft. Ik ervaar alles wat ze nodig heeft en dan geef ik het aan haar. We zijn het eens over jaloezieën en we vliegen erom heen om de gedaante ervan te ontwaren en er dan een gepast antwoord op te geven. Daartoe trekken we aan touwtjes en benadrukken we het luchtpistool van onze vertrouwelijkheid. We gebruiken het om onze locatie vrij te geven, een gekozen woord, een ongeveinsd gebaar.
Ik ga buiten me om om dit meisje te begrijpen en om haar lief te hebben. Voor onze kinderen moeten we glanzend als wind met onze rompen schudden als schepen in een orkaan en schapen op het droge. We moeten bedrijvigheid vertonen, bezigheid uitdragen, drukte uitstralen. Het leven vertraagt en versnelt volgens gestage verveling net zoals volgens buitensporige uitspattingen. Maar een ijsbeer wankelt niet, zijn pootsporen bevriezen in het poolgebied en vullen zich vervolgens weer met sneeuw. Zijn logge lijf waggelt, hij glijdt in en uit het koude water, alleen zijn vacht is dik genoeg tegen het (on)herkenbare gevaar. Gewilligheid behoeft geen keuze, we drukken ons in diens warme vacht. Teddyberen en poppen zijn levensgezellen, gezinsuitbreiding is het sluitend antwoord op misantropie. Zoals zeehonden vliezen dragen tussen hun klauwen, zo boren nieuwgeborenen zich een weg doorheen onze naar besluitvaardigheid wenkende wateren.
Het is niet aardig om steeds hetzelfde te verwachten, ook al is het dan van mensen die wonen in een veeleer slechts gematigd klimaat. In alles bestaan er pieken en dalen, in velerlei geval worden ruzies gedempt met de jaren. Soms zijn ze nietbestaande. Dat lijkt voor ons het geval te zijn. En er zijn de kleuters.
Zij, de kleuters, zijn veeleer wispelturig en onvoorspelbaar. Ze zijn altijd druk doende met onbegrijpelijke dingen, eigenzinnig, maar je moet ze het voordeel van de twijfel geven. Hun leefwereld is universeel, barmhartig en zinvol, ook al kan dat niet altijd volledig begrepen worden. Kinderen kennen geen bitterheid, slechts exploratiezucht. De wereld is een onontgonnen terrein dan. Reizen een uitdaging. Dit is wat je krijgt voor het beroep van krijger.
Ik kijk Bonanza.