Ekster Alven

Gebruikersnaam Ekster Alven

Website https://eksteralven.wordpress.com/

Teksten

Bonanza

Want tevredenheid is soms een moeilijk punt. Ik weet dan niet zeker wat ik ambieer, maar dat jij een van de enigen bent op de wereld die het zou begrijpen, dat weet ik wel.  Hoe dan ook, als ik oprecht tevreden ben, dan zou ik me geen zorgen maken om de interactie tussen jou en mij. Dan zou ik weten dat er geen wolken voor de zon gingen verschijnen, en als ze dat wel deden, dat ‘t dan normaal was en dat er een mouw aan te passen zou zijn. Dan zou ik geen problemen aan te kaarten hebben uit mijn eigen psyche, geen roerselen die me uit het lood konden slaan ondanks jij. Ik hou wel van je, maar zou ik dat nog normaal kunnen vinden als ik inspanningen moet betrachten om tevreden met jou te zijn, en met jou alleen. Hoe dan ook, zo een twijfel moet vermeden worden en hoe lang kan ik ’t aan de touwen van de zeilen nog vieren onder het mom van ja, kijk onze verhouding is nu eenmaal nog in volle ontwikkeling en natuurlijk moeten we groeien en sterker worden. Geen roet in het eten gooien.  Zeker, we moeten ons samenspel uitbouwen, tot het sterk genoeg is om aan de toevallige accidenten van het leven te ontsnappen. Hoe lang kan je zo blijven doorredeneren tot je bij net zo een doordachte terugblik op je eigen gedragingen de maatstaf zal kunnen evalueren waaronder je samen door het leven beweert te gaan ?  Meer twijfel op dit ogenblik is gevaarlijk, maar ik ben blij dat ik over zo’n dingen met je kan praten. Ik heb al veel over een vrouw gedroomd in mijn leven, maar nu zit ik dus met jou en ook al ben je, ik herhaal, momenteel niet lijfelijk aanwezig, er kan zoveel gebeuren en ik hoop dat we ons avontuur niet moeten staken nog vooraleer we onze kinderen gaan bepraten.  Want is het niet zo dat je pas dan werkelijk iets in je onmiddellijke nabijheid weet, eens je erdoor de lopende dingen ziet te verontschuldigen, met name wanneer je een of meerdere levende kleuters als bliksemafleiders om je heen ziet kruipen of in het rond ziet stoeien. Ik zou me beslist pas echt zorgen moeten maken wanneer ik jou en hen voor een lange tijd zou ontberen. Zoals al aangetoond, teleurstelling kan voortspruiten uit een gebrek aan opgeruimdheid. Ook onachtzaamheid is hieromtrent een grens, maar enigszins lui dan, verborgen blijvend, even wachtend om zijn gelaat te tonen, vooraleer uit je landschap omhoog te torenen en je de doorgang te versperren. Om je dan, in vele gevallen beladen met de last van onzekerheid, opeens te confronteren met de waarheid en waar die aan toe is. Maar ik wil mijn begrip en mijn inzet niet smoren, ik weet een beter alternatief, het is als naar de kapper gaan, bijvoorbeeld om je haren te laten trimmen, het is het schrijven en dat bedoel ik dus. Het is een dankbare bezigheid, omdat het in een wisselend maar altijd je eigen tempo gebeurt, en omdat je het op alle ogenblikken een halt kan toeroepen door te melden dat je het met iets niet eens bent. Dat je even wil nadenken vooraleer je de dingen aanhangig wil maken, zo is schrijven een duikersklok, waarin je de eeuwig onontgonnen diepten van je gemoed, het water van je geest, te lijf kan gaan. Waarin je door dat geïmproviseerde venster vissen als geheimzinnige, argeloze, toevallige, organische en onbenoemde maar getrouwe trawanten aan je voorbij ziet gaan. Het is een werkmiddel waarbij je je argwaan overlevert aan de artificiële luchtbel waarin je jezelf opgesloten heb.  Je vertrouwt er nu eenmaal op dat iemand het touw waaraan je vastzit, na verloop van tijd weer omhoog zal hijsen. Wees niet jaloers om wat je hebt, je kan om de beurt aan de bak gaan om tekst te leveren, de tekst die er al staat, afgewisseld met de tekst die we erbij verzinnen. Je moet daarom niet elk klein ding met dankbaarheid verwaardigen, maar nogmaals, je kan datgene leren ontmoeten waarmee je tevreden door het leven kan stappen. Weer die tevredenheid. Misschien gaat het daarover, wat ik wil zeggen. Maar ik verzwijg iets.  Zie je, ik zit nu eenmaal met deze bijzondere aangelegenheid die ik met me meedraag en waarover ik nog niet gerept heb, waarvoor ik me, trillend, beschermen wil. Ik wil evenwel niet dat je je zorgen maakt, ik bedreig je niet, ik heb je lief. Wat is er dan ?  Wel, er is de eeuwige vriendin die ik in mijn fantasie heb, die ik omwille van alles verdraag, geen concurrente maar een vriendin die boven alle twijfel en bezorgheid verheven staat, een vriendin die zo mooi is als de mooiste onder meisjes, met lange haren en met een gebruind lichaam, met een intelligent gezicht en met handen die me omwille van alles willen vastgrijpen, om me te troosten en om zich over me te ontfermen. Zij heeft recht op al mijn ontboezemingen. Zij ziet mij. Zij doet mij voelen en zij voelt op haar beurt mijn gevoelens. Ik geef haar meer dan ze kan stelen. In haar schoot rust ik om mijn onbelemmerde keuzes. Ik rond de kliffen van mijn eigen persoonlijkheid volgens de paden van haar eigen onherbergzame oorden. Ik ben haar slaap en zij de mijne. Ik ruik haar voortdurend om me heen. We vertellen elkaar alles, ook wat we niet willen horen en dat verontrust ons niet. Ik ben niet bang om haar angsten te kennen, ze te betreden. Ik veroordeel niets van de dingen waar ze behoefte aan heeft. Ik ervaar alles wat ze nodig heeft en dan geef ik het aan haar. We zijn het eens over jaloezieën en we vliegen erom heen om de gedaante ervan te ontwaren en er dan een gepast antwoord op te geven. Daartoe trekken we aan touwtjes en benadrukken we het luchtpistool van onze vertrouwelijkheid. We gebruiken het om onze locatie vrij te geven, een gekozen woord, een ongeveinsd gebaar.  Ik ga buiten me om om dit meisje te begrijpen en om haar lief te hebben. Voor onze kinderen moeten we glanzend als wind met onze rompen schudden als schepen in een orkaan en schapen op het droge. We moeten bedrijvigheid vertonen, bezigheid uitdragen, drukte uitstralen. Het leven vertraagt en versnelt volgens gestage verveling net zoals volgens buitensporige uitspattingen. Maar een ijsbeer wankelt niet, zijn pootsporen bevriezen in het poolgebied en vullen zich vervolgens weer met sneeuw. Zijn logge lijf waggelt, hij glijdt in en uit het koude water, alleen zijn vacht is dik genoeg tegen het (on)herkenbare gevaar. Gewilligheid behoeft geen keuze, we drukken ons in diens warme vacht. Teddyberen en poppen zijn levensgezellen, gezinsuitbreiding is het sluitend antwoord op misantropie. Zoals zeehonden vliezen dragen tussen hun klauwen, zo boren nieuwgeborenen zich een weg doorheen onze naar besluitvaardigheid wenkende wateren.  Het is niet aardig om steeds hetzelfde te verwachten, ook al is het dan van mensen die wonen in een veeleer slechts gematigd klimaat. In alles bestaan er pieken en dalen, in velerlei geval worden ruzies gedempt met de jaren. Soms zijn ze nietbestaande. Dat lijkt voor ons het geval te zijn. En er zijn de kleuters.  Zij, de kleuters, zijn veeleer wispelturig en onvoorspelbaar. Ze zijn altijd druk doende met onbegrijpelijke dingen, eigenzinnig, maar je moet ze het voordeel van de twijfel geven. Hun leefwereld is universeel, barmhartig en zinvol, ook al kan dat niet altijd volledig begrepen worden. Kinderen kennen geen bitterheid, slechts exploratiezucht. De wereld is een onontgonnen terrein dan. Reizen een uitdaging. Dit is wat je krijgt voor het beroep van krijger. Ik kijk Bonanza.

Ekster Alven
0 0

In zoverre ik korte rokjes en goedkope groene nylon slipjes draag…

Kids zitten in de straat op de stoep, een rode bal aan de voeten, met een stok iets aan het porren in de goot, stellen geen moeilijke vragen. Een zwarte Ferrari rijdt voorbij. Dromen maken me bang.  Mij papieren toesteken voor een hele hoop geld, papieren waarop doodles staan, mannetjes met eierhoofden en streepjes voor armen en benen, papieren waarop gedichten staan, kortom ‘bewerkte’ papieren, zo’n papieren mij toesteken op de stoep, terwijl ook zij zich naar haar werk begeeft, zo’n papieren mij toesteken, dat kan opgezet spel lijken, maar in dit geval was het puur toeval.  Of althans, zo beweerde zij toch. Zij, dat was een mooie brunette die ik had ontmoet terwijl ik tweedehandse gitaren aan het verkopen was. Het was het verdrietigste meisje dat ik ooit in éen gulp een RedBull zag leegdrinken. Haar naam was Sarah. Ze zei dat alles begint met luisteren en dat deed ik dan ook, luisteren naar haar en de rest van de wereld verdween rond me. Ondertussen probeerde ze vertrouwelijke informatie te stelen, uit mijn hoofd, gegevens over mijn bestaan, dingen over mijn karakter die alleen ik pretendeerde te weten. Ze kon dit, I suppose, door me nauwgezet gade te slaan met die jaguarogen van haar, die vanuit struikgewas (mijn kamerplantencollectie) het blinkende computerscherm op mijn lessenaar reflecteerden. Ze woelde met haar vingers door de wanordelijke troep documenten op mijn bureau, ze legde haar handen op een energiebol die ik had, een plasmaglobe zoals dat heet, en dwong zo de elektrische vonk die in me zat op haar warme huid over te slaan. Bijna, ware het niet voor het glas dat tussen haar en mij inzat. Ik sprak haar die dag. Toevallig zat zij in een zwarte zetel achter het stuur van haar stoere Landrover. Ze deed haar autoraampje op een kier omdat ik haar daartoe met een roterende handbeweging teken deed – ze had geen elektrische bediening in die oude, gele trofeewagen van haar, maar een roestbak was het niet. Ze droeg er zorg voor, zoals voor zoveel dingen. Zoals voor mij. I suppose. Ik sprak haar over dingen als foto’s van Courtney Love die ik bezat, over de wiskundige staartredenering die achter E = mc2 zat en die niemand kende noch volgen kon, maar die ik wel op een kurken wandbord had geprikt in mijn leeskamer, alsof ik er alles over wist.  Ik had een vouwbare bureaulamp die boven het blad van mijn lessenaar en mijn computer torende als een plasticgehelmde, anorectische robot met een spillenruggengraat van blinkend staal. Inclusief spiraalveer.  De platitudes, banale onderwerpen waar ik het met haar over had, terwijl zij haar handen op het stuur liet liggen en voor zich uitkeek, terwijl ik leunend tegen haar auto haar van iets probeerde overtuigen, waren evenzovele manieren om niet het hoofdonderwerp aan te boren dat me op de lever lag.  Toch zei ik, niettemin, ‘Zal ik vertellen wat ze over ons zeiden, wat er over ons de ronde ging op het feestje?’ Gisteren waren we beiden op een feestje. Sofia viel me lastig door haar ogen in mijn rug te boren telkens ik die naar haar toekeerde en mijn aandacht bij Sarah verdeelde. Sofia viel me lastig door te vragen of ze nog een Martini mocht. Sofia viel me lastig door me in de badkamer ongevraagd op de mond te zoenen. In weinig woorden gezegd, Sofia leidde me af van mijn lijmen van Sarah. Er speelde muziek van Coltrane. Favourite things. Ik ging naar een microgolfoven en warmde twee leverpasteitje met wat pommes duchesse op, propte die in mijn mond en overwoog wat me te doen stond om me niet stierlijk te vervelen, hier in het appartementje van Gerard waar ik beland was. In de mix. Er stond, puur voor de show van het prestige denk ik, een fotokopieermachine in de woonkamer van Gerard, die dit feestje organiseerde. Nou, het was veeleer een geïmproviseerd feestje anyhow. Maar er werden spelletje gespeeld met die Xeroxmachine en daar onthield ik me van. Zodat ik aan een al even geïmproviseerde chromen drankkar terecht kwam en me een gin-tonic ingoot. Sarah sprak me als eerste aan. Ze had zo’n verdrietige ogen, leegde in éen keer een RedBull-blikje en zei, ‘Weet jij iets over de dimensie waar je terechtkomt als je door een zwart gat wordt ingeslikt?’ Dat ze het over een fase in haar leven had, dat ze me misschien om raad vroeg waar ze zich naartoe had te bewegen in het vacuüm dat New York City geworden was, wist ik niet en werd me pas later duidelijk. Ik dacht er alleen maar aan bijdehand, ad rem te zijn en antwoordde daarom, ‘Nee, maar als het lijkt op dit soort bijeenkomsten, deze lui onderling, in deze slordige woonkamer, dan is het niet veel beter dan wat wetenschappers voorspellen wat er gebeurt in zo’n geval.’ ‘O ja?’ vroeg het meisje, ‘En wat is dat dan?’ Ik slikte het laatste restje leverpastei van tussen mijn kiezen door en antwoordde, ‘Je wordt uiteengereten.’ Het meisje begon te lachen en vroeg mijn naam. ‘Jerry,’ zei ik, ‘en jij?’ ‘Sarah.’ Ik droeg een geel overhemd en bij Sarah hing er, geloof het of niet, een zwarte stropdas met PacMans erop rond haar nek, het leken wel smileys van indertijd bij acid house en new beat zoals die hot en her tot logo’s, tot zwierige krullen in chats en e-mails uitgegroeid waren. ‘Ja, onze entourage is op sterven na dood,’ zei Sarah terwijl ze met een veelbetekende, doch uiterst neutrale blik teken deed rond ons heen. Ik voelde nog steeds de ogen van Sofia in mijn rug. ‘Hopelijk,’ zei ik, ‘hopelijk vind je het hier niet even doods als toen je de BadMonkey binnenstapte. Ja, ik herinner me je nog.’ ‘Oh, hoezo?’ vroeg Sarah. ‘Nou, je kwam toch om een gitaar de andere dag?’ zei ik. Ik baatte nu eenmaal de BadMonkey uit, een tweedehandsgitaarshop, ik had het er al over. ‘Ja, maar hoezo, ‘niet even doods’?’ wilde Sarah weten. ‘Nou, er waren bijzonder weinig klanten en wie weet wat vond je nou écht van de jongeman die achter de toonbank stond om al die gitaren te verpatsen,’ vroeg ik. ‘Je bedoelt jezelf?’ vroeg Sarah. ‘Yes,’ zei ik.  Ik wist dat ik om een complimentje viste. Ze aarzelde even en sprak, ‘Oké, ik zal me schikken. Nee, je was best leuk, leuker en nieuwer dan al die opgelapte gitaren aan de muur en in de rekken alleszins,’ en terwijl ze dit zei, streelde ze een bruine lok van haar haren uit haar ogenveld, en ik was verkocht. ‘Maar wat ís het dan, dat ze over ons zeiden, als je dat per se wil delen met me?’ riep Sarah die dag doorheen het kiertje in haar opengewrikte autoraampje, nog steeds in haar Landrover maar opgeschrikt vooroverschietend waarbij ze zich geïrriteerd weer in haar zetel liet terugvallen, evenwel nog steeds met haar handen op het stuur en het sleuteltje werkeloos in het zilveren contactslot rechts van haar. U kan het wel bijeenpuzzelen dat we een ruzie hadden gehad. Wel, het draaide om een onenigheid over de spiegel die ze me had voorgehouden, in de zin dat ze me verweet dat ik nooit naar haar wilde luisteren als ze zei dat ze een waarzegster haar drie kinderen in aardse vorm had voorspeld. Ik wilde geen kinderen. Ik geloofde niet in waarzegging, ik lachte haar ronduit uit. Dat kon Sarah niet velen: zo kon ze me niet aanbevelen bij de Spirit in de sky waar ze onder meer in geloofde. Ik moest erom glimlachen. En dat, dat was een dealbreaker.  Sarah maakte me dit uitvoerig kenbaar door vervolgens de randlijnen van een nog groter drama uit te tekenen door het komende halfuurtje mijn algeheel gebrek aan geloof in de rust en oprechtheid van het leven en haar vruchtbaarheid op de korrel te nemen.  Waarom en hoe? Ze zei namelijk dat menige priesteres ooit prostituee was geweest, dienstbaar aan een godsdienst en bekleed met een heilig karakter. … gerespecteerd door hun klanten, verre van infaam of schandelijk geacht omwille van hun roéping, een uitoefening van meer dan gewone deugd en beloond met een hulde van bewondering, medelijden en zelfs aanbeden, niet minder dan wie tegenwoordig om heel andere redenen in het klooster gaat door aan de natuurlijke functie van zijn of haar geslacht voorbij te gaan… J.G. Frazer – The Golden Bough Wat ze zei, kwam zomaar uit de lucht vallen en ik zei, ‘Je doet alsof je zelf een hoer bent geweest.’ Waarop een vreselijke stilte viel. De waterlanders kwamen. ‘Ik oefen alvast voor een kind,’ snikte ze, ‘door naar de Teletubbies te kijken en jij, jij ligt daar maar te suffen in de divan en lacht met me…’ ‘Maar…’ probeerde ik terwijl ik had aan te zien hoe Sarah ermee strugglede zich verstaanbaar te maken. ‘Je geeft mij niet de aandacht die ik verdien als ik in mijn négligé om jouw tijd vraag,’ vervolgde ze, ‘Ik ben blijkbaar alleen goed om in de keuken tussen potten en pannen de korsten van je pizza’s weg te gooien.’  Sarah en ik waren op een punt in onze relatie gekomen waarop zij alleen goed was om de opbrengsten van mijn voortdurende geheugenverlies op haar te nemen en af te schrijven op een borg die ik niet vervullen wilde.  Of kon. Ik was sprakeloos. Even geloofde ik dat dit meisje een spelletje met me speelde en de gedachte kwam al in me op dat het zeker die tijd van de maand was waarop alle dingen uit hun context losschoten en dat de spiegels begonnen te rimpelen omdat je er te dicht bij in de buurt kwam. Maar ik zweeg, als ik had gezegd wat door mijn hoofd ging, zou Sarah zeker iets giftigs hebben genoteerd als ‘Als ik zou wensen nooit te sterven, dan kan jij maar beter niet in mijn buurt zijn, of ik zou willen sneuvelen zoals een zonnebloem waarvan het hoofd wordt afgesneden.’ As a matter of fact, ze zei dit ook daadwerkelijk en wel even giftig, maar dat was alleen maar omdat ik met mijn mond vol tanden stamelde dat de stoffelijke resten van een sybille of waarzegster wel eens werden opgehangen in een tempel[1].  En wanneer een groep vrolijke kinderen, moe misschien van het ravotten op het plein onder de opgehangen urne kwamen staan en vroegen wat de wens van de sybille was, en dat deze dan met een holle, enge stem antwoordde, ‘Ik wou dat ik kon sterven.’  Ik wilde hiermee doelen op de waarzegster waarvan ik vermoedde dat die vrouw (of man) wel eens aan de basis van deze emotionele uitbraak bij Sarah kon liggen. Bleek dat Sarah bij die waarzegster in ieder geval en onder ieder beding voor onsterfelijkheid een wens had uitgesproken. Ik kreeg dientengevolge de volle laag het volgende kwartier. Oeps. Maar ik maakte het nog erger door te zeggen dat iedere oud-Egyptenaar twee namen kreeg, de echte naam en een ‘goede naam’. Waarom ik het hiermee nog erger maakte, was omdat ik er verklarend aan toevoegde dat zij zeker een beroepsnaam had gehad en welke die dan was, want ik werd hoe langer hoe nieuwsgieriger. Was het Jewel? Porsche? Bambi? Het was nu eenmaal zo dat die eerste, ‘echte naam’ zorgvuldig verborgen werd gehouden om de eigenaar ervan te beschermen tegen bad juju, tegen slechte magie, omdat zwarte totems bijvoorbeeld alleen effectief waren als men beschikte over de echte naam van je tegenstander of vijand. En ikzelf was hier de vijand met de slechte magie geworden. Hoe dan ook, om een lang verhaal kort te maken, zoals ik het hier vertelde, met die ‘vreselijke stilte’ die viel na mijn onhandige suggestie dat zij ooit een lichtekooi zou zijn geweest, zo kwam aan het licht dat Sarah inderdaad ooit had bijgeklust als escortmeisje.  En daar schaamde ze zich blijkbaar verschrikkelijk voor, hoewel ikzelf het fenomeen niet eens zo rampzalig vond. Ze vervulde zo, rekende ik snel, alvast een van de voorwaarden, een prinses in gezelschap, een kokkin in de keuken en in de slaapkamer, wel tja… Nou ja, we kregen een enorme ruzie. Ik zei nog wel dat ze op het feestje van Gerard hadden gezegd dat Sarah er prachtig en gedistingeerd had uitgezien. Maar het fragiele zee-ijs waarop ik me met mijn ijsbreker al had begeven, bleek levensgevaarlijk. Het was alsof ik de mummie van haar schaamte aan het afwikkelen was, benieuwd hoe ze er onder die stinkende windsels uitzag, en of haar ziel nu nog wel even licht als een veer van een ibis kon wegen, of er een plekje voor haar in het bootje dat naar de sterren vaarde, gereserveerd kon blijven. Maar Sarah wilde mij een mep verkopen, al verhinderde een letterlijk ongemakkelijke window of opportunity (haar autoraampje) haar van succes daarin, temeer omdat ik op tijd terugdeinsde. ‘Wat wil je dan,’ vroeg ik, ‘perfectie? Iedereen heeft zijn ruwe kantjes. De menselijke natuur is een doelwit in een circus, geplaagd door de grillen en veranderlijkheden van het dagelijkse leven en door het noodlot als een geblinddoekte vrouw die op een draaiend rad de messen naast haar hoofd en vingers voelt suizen en zich vastgrijpen in het hout waaraan ze vastgebonden hangt.’ Maar zij barstte uit en zei, ‘Als jouw mannelijkheid nog een sprankel of een vonk van waardigheid zou bezitten, zou je niet zo surrealistisch reageren op mijn bekentenis hier. Hoe kan je de waarheid verdragen?’ Ik gokte er in feite op dat ik haar trots kon breken, terwijl zij dat ondanks alle schijn tegen ook probeerde met mij. Ik weet niet of u dat begrijpen kan. Het is iets Freudiaans. Ze wilde aan de ene kant een deftig meisje voor me zijn, maar aan de andere kant wond het haar op dat ze de ervaring en de automatismes nog bezat om me op de onmogelijkste ogenblikken te verleiden, een rol in een groots opgezette productie van promiscuïteit te spelen, hier en nu en, ten derde, mij met mijn mannelijkheid tot een duik in het onbekende te dwingen. Maar iets in mijn kortstondig geheugen, dat me op de meest wispelturige ogenblikken in de steek liet en zo ook nu, speelde op. Want in plaats van Sarah verder gerust te stellen, begon ik koortsachtig de gaten en kieren te dempen die, mijns ondanks, nu overal begonnen te verschijnen in mij, lekken die verraadden dat ik, ondanks alles, een nogal ouderwetse visie bleek te bezigen aangaande vrouwen van de nacht en van het rode licht. ‘Wat vies,’ zei ik. ‘Hè,’ schrok Sarah, ‘wat bedoel je, wat is er vies?’ Mijn moraliteit stond hier ter discussie. Dat ik mij bedreigd voelde, dat ik huiverde en al aan het terugwijken was voor haar plots mij nogal opdringerig aandoende persoonlijke idiosyncrasieën. Ik dacht aan haar net iets te gigantische oorringen soms, haar opgestoken haar, het riempje van haar beha dat zich onder haar veel te losse wollen pullover wel eens kwam verraden, net ogenschijnlijk iets sneller dan ik op zo’n ogenblik verwachtte. Het web van de kruisspin in Sarah spande zich voor mijn dwaas rakende gezicht en ik wist alleen te zeggen, misschien deed ik het wel opzettelijk om haar te raken, te ergeren en te vernederen, ‘Misschien heb je de idee om te wachten op me in bed, stap dan uit die Landrover van je en maak je klaar.’  Ik zei het op een sarcastische manier omdat de hele situatie me ineens verveelde. ‘Wat?’ barstte ze uit. ‘Ik kom zo meteen, ik moet alleen nog even naar mijn werk, naar de BadMonkey want het is mijn shift, en een bordje Gesloten wegens omstandigheden voor de deur hangen. Of misschien kom je liever dáar?’ ‘Wat?’ barstte ze uit. ‘Je wilde toch kinderen,’ merkte ik op. Het was waarschijnlijk mijn falende kortetermijnintelligentie die mij niet toeliet in te zien wat er zich zonet tussen ons afspeelde, haar eerlijkheid, haar poging tot ontboezeming die zich, hoe onhandig ook, aan het voltrekken was, het besef dat ik haar zonet nog aan het troosten was en dat ik, wat ik ook deed, nu zeker geen verkeerde insinuaties mocht droppen in haar bijzijn. Ze snikte, ‘Ik gedraag me alsof ik geen problemen heb met lichamelijkheid, maar nu ik je antwoord heb, moet ik zeggen dat seks me, opnieuw, rancuneus, smerig en verfoeilijk toeschijnt.’  Ik begreep er weinig tot niets van.  Ze zei, ‘Kom naast me in de auto zitten.’ Waarop ik, zo onhandig mogelijk, ‘Oké, dat gaat, ik voel een erectie opkomen en jij wil stoom afblazen.’ Wat ik zei, was naar waarheid. Niet wat ik, nonchalant, suggereerde. Wat ik had gezegd, was eerder lief en ironisch bedoeld dan beledigend en compromitterend. Dient het gezegd, dat ze met haar Landrover in opspattend grind van de oprit wegknarste. ‘Stik!’ hoorde ik haar roepen. Het was alsof ik voorovergestruikeld in een gigantische onverwachte plas regenwater viel, of alsof iemand een emmer met slijm in mijn gezicht kieperde. Ik keek haar na, ging naar de BadMonkey en deed mijn shift alsof er helemaal niets gebeurd was. Ik was alles al vergeten. De volgende dag kwam Sarah nog terug bij mij thuis, maar dat was om haar spullen op te halen, haar lipgloss inclusief, haar sexy ondergoed, haar boeken, haar haardroger en een plastic tupperware met vier komkommers erin voor haar veganistisch lijntjesdieet, waarvoor ik haar altijd al, dwaas die ik was, bekritiseerd had. Ik dacht dat ze het wel gezien had met mij, en ik had gelijk. Ik was te verbouwereerd en te verward om iets vergoeilijkends te verzinnen en haar bij me te houden. Over mijn aandoening, mijn short-term memory loss, praatte ik niet. Omdat ik me in die tijd er nog niet zo bewust van was, ook nog niet bij een geneesheer in behandeling was. Zij stormde de kamer uit, de drempel over, waar ik haar achteraf gezien best op een dag óver had willen dragen en, opnieuw, haar gele Landrover in. Daar stond ik dan. De volgende dag, terwijl ik naar mijn werk wandelde, kwam haar Landrover eraan gescheurd, stopte met gierende remmen vlak bij me. Sarah stapte uit, stapte op me af en overhandigde me een doos sjokvol beschreven papieren. Voor ik het wist, was Sarah alweer weggeraasd, ze riep alleen nog, ‘Je begrijpt dit zeker niet. Nou, beschouw het als puur toeval en misschien kan je ze verpatsen voor geld aan de boulevardpers.  Dick.’ Ik dacht bij mezelf, verdomme, ze geeft me haar dagboek en ik had geen ongelijk. Nu zit ik hier in mijn leeskamer haar dagboek na te lezen en ik sta verbaasd over de nou ja, vunzigheden van haar escorteverleden die ik erin aantref. Ik sta verbaasd dat het me zo schokt, dat ik zo puriteins blijk te zijn.  Hoe dan ook, er staan ook allerlei erg ontroerende dingen in, biechten die getuigen van een groot in-tune-zijn met een wereld van haaien en parasieten, haar klanten. Bekentenissen die getuigen van een groot en edelmoedig karakter van een meisje dat het hoofd boven water probeert te houden.  Het schrijven getuigt ook van een onmetelijke intelligentie, alleen raar dat Sarah mijn geheugennecrose dan niet onderkennen kon. Tja, uiterlijkheden misleiden. Ik zit nu aan het einde van de kartonnen doos met dagboekpapieren, allemaal netjes beschreven in hetzelfde mooie schuine, klassieke handschrift. Een laatste entry is de volgende… … gerespecteerd door hun klanten, verre van infaam of schandelijk geacht omwille van hun roéping, een uitoefening van meer dan gewone deugd en beloond met een hulde van bewondering, medelijden en zelfs aanbeden, niet minder dan wie tegenwoordig om heel andere redenen in het klooster gaat door aan de natuurlijke functie van zijn of haar geslacht voorbij te gaan… J.G. Frazer – The Golden Bough Ik heb Sarah nooit meer gezien.     [1] van Apollo te Cumae bijv.

Ekster Alven
16 0

He bag production

In het Bellagio, het casino in Las Vegas, werd er geld verduisterd onder de tafels en de croupiers speelden vals. Ze maakten je geld afhandig, ook de eenarmige bandieten die het zelden lieten rinkelen in het bakje bij je knieën.   He bag production.   Op zijn hotelkamer masturbeerde Homer Spoon, zijn snikkel in de hand. Het sperde zijn ogen open. Hij bibberde en rilde van genot. Hij ging naar de badkamer om wc-papier en nam een douche.   Altijd dat douchegordijn dat aan zijn billen bleef plakken. Niet zo in het Bellagio. Wat een hotel. Dit was een inloopdouche zonder douchebak of reling boven je hoofd. Een sproeikop die echte regen nabootste. De overheersende kleur in het Bellagio was geel. Homer Spoon had geen idee waarom, maar zo was het wel... lekker pikant en toch koel binnen door de airco, in de woestijn van Nevada.   De fruitmachines vertoonden geen uitwendige sporen van geweld. Toch maakten ze hun verliezers boos, de losers. Homer hield zich in met z’n rechterhand een L op z’n voorhoofd te maken, drong zichzelf die goede raad op.   Je werd overigens streng verhoord door een bonkige kleerkast en door de floormanager als je de kaarten telde bij het blackjacken. Men knelde een boksbeugel om de vingers om je op andere gedachten te brengen. En je mocht nooit meer terugkomen nota bene. En als je echt visionaire gaven had, was je helderziende, dan zouden de powers that be in het casino nóg wel iets vinden om je om hun vinger te winden.   Ook als je wón dus, een maas in het net van de wet om je te beboeten en je te beschuldigen van valsspelerij zodat je het gewonnen bedrag weer moest ophoesten. En toch won Homer Spoon die dag 4 miljoen met de roulette. Men kon hem niets ten laste leggen, maar men was achterdochtig. Hem gevraagd naar de oorzaak van zijn geluk, zei Homer dat hij thuis geoefend had.   Dit was mysterieus. Men rakelde de camerabeelden op en men probeerde dit verschijnsel, Homers meevaller – waar hij zo verdacht laconiek over deed – te reproduceren in een computermodel, maar in alle gevallen ontplofte het Bellagio dan.   Dat kwam zeker door Homers gele haar, over zijn kale knikker gekamd en opgestijfd met haarlak, een kapsel dat er even nep uitzag als de blik in de ogen van de pitboss bij het pokerspel.   Feit bleef : onder dit alles gaf het simulatiemodel op de computer in de ‘veiligheidskamer’ een onverklaarbaar resultaat. Het Bellagio ontplofte keer op keer.   De veiligheidskamer waarin dit experiment uitgevoerd werd, lag op de eerste verdieping, waar de beelden van 112 camera’s eindigden, een lokaal met geblindeerd glas en securityagenten in maatpak, alsof je in een dure limousine zat.   Er waren ook doorkijkspiegels in de penthouses. Maar het Bellagio onderging wel degelijk een verlies van 4 miljoen dollar die dag, door toedoen van Homer Spoon. Wat een repertoire aan helderziendheid moest er in Homers brein zitten, dat hij dit had weten te verwezenlijken. Hij kreeg er een gratis ticket bij voor de magieshow die avond, voor zijn ‘moeite’. Het betrof een optreden van de goochelaar – excuseer illusionist – Jack London, die zijn podiumnaam ontleende aan een beroemd schrijver met hetzelfde pseudoniem.  Het Bellagio voorzag ook in echte groepssessies met een echte psychiater aan verminderd tarief. Maar je at hamburgers van 18 dollar. Homer Spoon kreeg een doos Cohiba Behike-sigaren cadeau, met de complimenten van de Chief Operations van het casino, een doos ter waarde van wel 18.000 dollar (veertig stuks). Homer Spoon rookte niet.   Maar beloofde het wel eens te proberen nu. Cohiba Behike’s waren sigaren die ooit exclusief door Fidel Castro en zijn vertrouwelingen werden gerookt. Alleen de bovenste twee bladeren van een in de zon geteelde, zeldzame tabaksplant kwamen voor het rollen ervan in aanmerking.   Het Bellagio had overigens ook een jazzclub, een La La Land voor addicts, een coole tent weliswaar, waar Homer Spoon de avond doorbracht, met een schone escort aan zijn tafeltje, die een zwarte avondjurk droeg. Ze had roomwitte handen die wel in talk gedoopt leken. De escort was exclusief en anders dan gewone prostituees kon je haar op de ziel trappen met een onvertogen, misplaatst of te indiscreet woord.   Maar je kon haar het hof maken en je kon een bestelling doen voor haar lichaam die avond. Maar de escort, die zich voorstelde als Dani Applewhite – of was dat ook een artiestennaam ? – dronk uitsluitend champagne en de rekening liep op, hoewel Homer Spoon zeker nooit zijn 4 miljoen dollar zou opmaken vanavond. Homer verbaasde zich over het aantal tijgergarnalen die Miss Applewhite die avond wist binnen te spelen, hij vreesde haast dat ze er een embolisme van zou krijgen, maar die vrees was ongegrond want Miss Applewhite had kleur in haar wangen en een gezond gestel. Ze was niet bang voor haar lijntje, een Cleopatra misschien die stiekem in de toiletten een vinger in haar keel stak, zoals Karen Carpenter.   Ook de Romeinen dronken maagopwerpende kruidendrankjes, om te kunnen blijven eten en schrokken, terwijl er christenen aan brandende kruisen hingen. Homer vroeg Dani Applewhite hoe het was om altijd zo beroepsmatig de graveyard shift te moeten bolwerken, de nachtdienst zoals dat heette in het Engels en Homer Spoon wist zich wel verstaanbaar te maken. ‘Pourquoi ça pousse pas ?’ probeerde Homer nog, dat was Frans, maar die taal was een brug te ver voor Miss Applewhite, al beweerde ze bij hoog en laag, en aangaande de meeste uiteenlopende dingen dat ze altijd van een brug van fatsoen zou springen, maar pas eens ze zo’n brug van beleefdheid daadwerkelijk zou zien, pas eens ze zo’n brug tot in de kleinste details verkend zou hebben.    Ze zei dat ze zeker ooit Frans zou leren. Ze wierp Homer Spoon hierbij zo’n intrigerende blik toe dat die werkelijk dacht dat ze het nog meende ook. En dat mocht ook wel, want hij betaalde Miss Applewhite 800 dollar voor haar gewilligheid in die zaken, om een bravoure en stijlkunst van Europese aard, een gedistingeerd en continentaal savoir-faire kortom. Omdat je als Amerikaan aan de Franse verleidingskunst toch niet kon tippen. Dani Applewhite deed het toch niet voor een hongerloon, zo praatte ze de smore Homer Spoon naar de mond. ‘t Was haar beroep en bron van inkomsten. En zo voelde het wel goed.   Homer besloot dat hij met deze Miss Applewhite wel het namaak-Franse salon in het Bellagio kon binnenstappen en daar hoge sier houden. Beslist geen sprake van malware van de kant van Miss Applewhite, al had ze vindingrijk commentaar veil met betrekking tot de andere gasten in de lounge waarin ze zaten, gasten waar ze naar gebaarde met mondelinge spitsvondigheden en met originele, rake karakterschetsen, alsof ze van iedereen die hier over de rode loper kwam met een kwieke snelle blik de maat wist te nemen, hen typeren kon.   Miss Applewhite bezigde waarlijk een breed spectrum in haar persoonlijkheid en ze getuigde van een diep bewustzijn van de gang van zaken in een hotel of casino.  ‘Wist je dat alle wolven blind en doof geboren worden ?’   Miss Applewhite zei het alsof het deel uitmaakte van een Vedische zang of versvoordracht die ze op voorhand ingeoefend had.   Alsof ze er een diepere bedoeling mee had en Homer een karaktereigenschap toekende, waaruit diende te blijken dat Homer, als die al als een hond gekarakteriseerd kon worden, toch beslist evolutionair uit een wolvenroedel was voortgekomen en dat ze zo’n taktische meedogenloosheid, sociale deskundigheid en intellectuele agressiviteit wel kon appreciëren in een man.   He bag production.   Homer Spoon was nu met zijn 4 miljoen ook wel een man die vrouwen leerde te imponeren. De zitfauteuil waarin ze gingen zitten, was van fluweel, met gulden Franse lelies erin verwerkt. Je zou zeggen dat Homer een ietwat uit de toon viel met zijn witte t-shirt met de mooie afbeelding van een zwevende staartkwal op zijn borst, maar hij droeg er een keurig zwart avondjasje over, zodat het haast niet opviel. Miss Applewhite verraadde schijnbaar de gedachte dat ze Homer Spoon een waardig partner vond, een gehaaid iemand als ze daar al naar op zoek was – wat niet het geval was, maar wat ze onderschreef in de woorden die ze hem toewierp. Dit was haar talent.   Ze schreef Homer ook hoogst geheimzinnig adelbrieven toe, schatte hem zo in zei ze, met geloofsbrieven die hij mogelijk in zijn vestje bewaarde. Ze vond hem mysterieus en aardig. Ze vond hem geenszins een Manchurian Candidate, in de zin dat ze geen samenzwering bij hem verwachtte, dat iets gelijkaardigs zó van hem af zou glijden, indien anderen hem daarmee uit zijn evenwicht trachtten te brengen. Homer Spoon bezat iets wat je niet raken kon en het was meer dan de nieuwe 4 miljoen op zijn rekening. Alsof je zo haaienvinnen van zijn lichaam kon eten, maar anderzijds, opnieuw, zo praten was nu eenmaal Miss Applewhites beroep. En haaienvinnen, dat was goed voor de potentie.   Het was niet ingewikkeld. Homer liet zich niet neutraliseren door al deze lovende dingen over hem. Hij liet zich niet inpakken. Hij wist drommels goed wat hij van een escort verwachten kon en wat er de volgende morgen nog van overblijven zou indien hij zijn betaling van zo’n meisje op dat ogenblik niet materialiseren zou.   Toch vergeleek Miss Applewhite Homer Spoon luidop met een alpineskiër die in razende vaart een Hanenkam wist af te racen en haar het hoofd op hol brengen. Homer haalde zijn mobieltje boven en toonde Dani Applewhite een foto van Pirmin Zurbriggen, een beroemd Zwitsers skiër die in een rotvaart een vlaggetje de pas afsneed en wat Homer bewonderde in het professionalisme ervan.   Nu wist ook Dani Applewhite van het bestaan van de knappe Pirmin Zurbriggen af en Homer sprak likkebaardend over resorts als Aspen en Squaw Valley. Hij vroeg zich zelfs even af of hij er niet naartoe zou reizen, zo rechtstreeks uit Las Vegas en of hij Dani Applewhite mee zou nemen. Hij kon het betalen. Hij aarzelde zijn samenwerkingsverband met de meid te beëindigen, zelfs al hadden ze vooralsnog nog altijd niet de lakens gedeeld. Ja, dacht Homer, dat zou best dope zijn en hij kon zijn vrienden in Colorado uitnodigen en zo pochen met de dame aan zijn zijde. Dani Applewhite met de zilveren blik. Hij zou een fluwelen zakje met diamanten haar schenken, droomde hij.   Dit uitkieperen op het nette tafellaken in een duur restaurant en zij zou de ijstanden in haar haar dragen. Verstrikt in een flinterdun duur en doorzichtig zijden gaasje en iedereen zou naar haar kijken en jaloers zijn op Homer Spoon. Hij zou Dani ten huwelijk vragen, geknield naar haar opkijkend. Dani Applewhite zou de show stelen en zo ook hij. Het zou net als in de movies zijn.   Als een kikker vleugels had, stootte Homer Spoon zijn kont niet als hij wipte. Als hij wipte. De nacht kwam dichter en ze zouden zich terugtrekken op de hotelkamer, met een spiegel aan het plafond.   Of zou Homer Dani Applewhite volstrekt kuis bejegenen en de geslachtsdaad uitstellen naar een toekomst waarin ze beiden verliefd op elkaar konden worden ? Er was Homer Spoon ineens geen macht ter wereld die niet vroeg of laat van opzij een tekstlichaam van subliminale signalen binnendrong waaruit je kon opmaken dat je je tot elkaar aangetrokken voelde, serotonine en dopamine incluis. Ja dat zou best dope zijn, dacht Homer en nooit zou hij nog als een dupe de wet van een sterkste moeten ondergaan. Hij zou als ‘vol’ beschouwd worden door vrienden en familie. Hij zou nooit nog in de hoek moeten gaan staan, straf schrijven of spijbelen uit angst voor pestkoppen, zoals vroeger op school. Hij zou een haast Japans blazoen dragen, in een klooster zitten met een tuin vol Zilveren Pruimenbomen. Een Kung Fu Panda zijn.   Middernacht kwam en naderde dan, zoals ook nu. Empedocles, de man van de vier elementen, waande zich een god. 

Ekster Alven
0 0

Opleiding

Taal en Letterkunde. Literatuurwetenschappen. SchrijversAcademie.

Publicaties

Poëziekrant, Meander-site, Het Gezeefde Gedicht, Schaal van Digther.

Prijzen

De grootste intimiteit is het zwijgen van uitgeverij Gopher. Dichter bij Beeld gedichtenwedstrijd van Bibliotheek Brasschaat. Lanaken Hilarion Thans gedichtenwedstrijd. Beelden Vertaald van uitgeverij Gopher.