Normaal trek ik nooit naar een outlet,
een burcht van karton aan de rand van de stad
waar verkopers hun pijlen hebben gericht
op het kuierende, koopkrachtige volk.
Nee, ik hou niet van shoppen.
Ik koop, dus ik besta,
is niet aan mij besteed.
Ik draag geen dure merkkleding.
Ik drink geen exclusieve wijnen.
Ik kook niet uit Zwitserse pannen.
Ik draag geen zijden lingerie.
De Japanse tijd tikt niet aan mijn pols.
Mijn oksels ruiken naar mij.
Maar nu is alles anders,
Er is een uitbraak van het Corona-virus
De regering heeft de noodtoestand uitgeroepen.
Ik ga dood, dus ik besta,
is het nieuwe voelen, proeven, passen.
Er is geen levende ziel te bekennen.
De deuren van de winkels staan wijd open,
Het lijkt well of de pianomuziek
die uit de luidsprekers galmt
achter de feiten aanholt.
Kan je angst afkopen?
Welke winkel zal ik eens binnengaan?
Ik ben hier toch. Een dolende geest.
Waar shop je als het lijkt alsof de wereld is vergaan
en je bent bij toeval de laatste shopper?
Wat heb je dan nodig?
Een nieuwe jas?
Sportschoenen met dikke zolen?
Sexy lingerie?
Lindt, de chocolatier op de hoek is open.
Bonbons? De paashaas lacht me toe.
Iets beters kan ik ter plekke niet bedenken.
Ik schrik van de prijzen.
Maar ze hebben daar iets op bedacht.
Hoe meer bonbons je koopt, hoe groter je korting is.
Als je 31 bonbons koopt, ben je het goedkoopste uit.
Maar zoveel bonbons heb ik toch niet nodig?
Ook niet als ik ze met mijn man en dochter deel.
Het is crisis in mijn hoofd. Ik ben zo slecht in
rekenen met bonbons.
Met zes bonbons in een doorzichtig zakje, loop ik naar huis.
Het leven smaakt vandaag naar chocola met champagne vulling.