Uren kan hij in het vuur turen
zoals een visser naar zijn dobber staart
de vissen spartelen in de emmer
de vlammen schurken tegen elkaar aan
de takken branden,
smeulen, knetteren, dansen
door de wind opgevingerd
verscheuren ze zichzelf
geheime boodschappen,
slierten rook, onleesbare krabbels,
gefluit, gesis, spuugsel
op de dood, op het leven,
tussenin is er niks,
slechts een hoopje as
in een plas water