Boomterreur

27 mei 2020 · 49 keer gelezen · 1 keer geliket

Ze staan zo stevig met hun voeten in de grond, de bomen die ik op mijn ochtendwandeling tegenkom. Sommige stammen hebben vijf mensen met hun tien armen nodig om hen volledig te omvatten. Verstilde reuzen zijn het waar ik steeds vol verwondering naar opkijk. Majestueus registreren ze onze herinneringen: ze noteren het meisje dat struikelt, ze kijken met blozende blik naar prille verliefden die onder hun koele bladerdek de eerste kus wisselen, ze luisteren naar miljoenen gesprekken. En zo zijn ze. Gewoon. In stilte.

Er zijn mensen die bomen moedwillig verminken. Hun huid wordt opengereten, er wordt in hun aderen gesneden. Ze bloeden zonder bloed. Zo wonderlijk zijn de bomen. Ze dragen hun lijden met gratie, zonder enig stemgeluid. In welke vreemdsoortige roes moet een mens al niet komen om zo’n sadistische daad te beramen? Iemand die moedwillig een langzame, pijnlijk doodsstrijd toekent aan iets wat gewoon is. Wat ons zuurstof geeft. Het lijkt een vergezochte zelfmoord.

Ik zou ook wel best een boom willen zijn. Zij kunnen gewoon zijn, weet je. Drukte is niks voor hen, net als status. Ze doorstaan stormen en hittegolven waaronder de meesten zelden bezwijken.  Elk jaar bloeit hun harde lijf opnieuw. Dan worden ze liefelijk en zacht, met bloesems en een fraai bladerdek. En dat terwijl wij slechts één keer lente, zomer, herfst en winter beleven. Het menselijk lijf bevat slechts één ring waarbinnen het speelveld van het leven zit. Niet iedereen haalt de winter, sommigen komen niet voorbij de lente. 

In de voorbije weken begroette ik ze met veel plezier. Ik vloekte zelfs wanneer er op één van mijn fietstochten een lange strook zonder bomen aanbrak. Geen verkoeling, geen zachte schaduw waarin ik even kon bekomen van de zware warme zon.

Misschien begrijp ik het ergens. Ik ben jaloers op bomen. Hoe ze in alle stilte en rust de dag door komen. Hoe ze in alles wat ze zijn het leven voeden met schaduw, met zuurstof. Bij sommige mensen kan de jaloezie zo erg worden dat het omslaat in blinde haat. Misschien gebeurde het hier op die manier? 

Deze ochtend liep ik wat dichter bij de bomen. Ik legde mijn hand op de schors die aanvoelde als bezorgde rimpelhuid. Het bladerdek maakte zich al klaar voor de zon die alweer een hele dag zou beuken op het groen. De aarde waarin de wortels wroeten wordt stilaan stof. Een nieuwe crisis lonkt al om de hoek.

Voor velen zijn het ‘maar’ bomen.

Uiteindelijk zijn we toch ook ‘maar’ mensen?

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

27 mei 2020 · 49 keer gelezen · 1 keer geliket