Mijn brein is met een drone verbonden,
die neerdaalt en op het park inzoomt.
Krokussen ontkreukelen zich; brem bloeit.
Bij mijn buren in de tuin ontluikt
de camelia. De drone dringt met gemak
mijn kas met open puideur in.
Waar komen ze vandaan? Mijn woning
is ermee bezaaid. Als vliegen vallen
onzelieveheersbeestjes van muren,
ramen, kozijnen en vensterbanken af.
Ik schaam me. Ze verhinderen bezoek.
Mijn buurvrouw sprak ik in het deurgat.
Nog meer lijkjes stapelen zich op.
Stof vergaart zich om hun lijfjes.
In de badkamer telt de drone er
43, op de overloop
77 - nee, hij vergist
zich: 94 - en
op de treden 55.
Zijn de beestjes nog in leven, dan
kruipen ze wel eens op muren of
balatum. Dan geef ik ze een tik
en bijten ze in 't stofnest of kraakt
mijn voet hun schildjes plat. Soms komt
crèmekleurig vocht vrij, dat weeïg ruikt.
't Wordt tijd dat ik grote schoonmaak hou.
De dronestem dreunt me in het oor:
de Japanse kers staat al in 't rozewit!