14
Ondertussen is in de Schaekenstraat wat verderop – een heel stuk verderop – Marjolein begonnen aan de voorbereiding van het kerstdiner. Dat betekent dat de zware eiken tafel die eerst nog in de lengte stond, vergeleken met het aanrecht, nu aan datzelfde aanrecht moet staan, zodat de kabel van de fonduepot lang genoeg is om tot aan de tafel te geraken. Marjolein heeft moeite om de eiken tafel op te heffen. De deurbel gaat. Maurits de kat springt van de tafel en spurt naar de zetel. Als er bezoek is, wil hij altijd het beste plekje. De deurbel gaat opnieuw.
‘Ja, ja, ik kom,’ roept Marjolein. De kans dat de persoon aan de deur het heeft gehoord, is erg groot, daar de muren flinterdun zijn en van bedenkelijke kwaliteit. Marjolein wandelt door de gang en opent de deur. In het deurgat staat haar oudste zoon Billy. Ze omhelst hem innig, het is anderhalf jaar geleden dat ze elkaar nog gezien hebben.
Billy ziet er uit als de academische versie van Jimmy. Hetzelfde sluike haar, een toch wel minder pokdalig gezicht dan zijn broer en een bril met overdreven grote ronde glazen. Een quasi rond gezicht, net als zijn broer en konijnentanden. Reginald heeft al dikwijls de grap gemaakt dat Marjolein de konijnen geen eten mocht geven omdat de rammelaar al één kind met haar had gemaakt. Toch was ook voorzien van de typische Sabbe-trekken, zodat Reginald niet kon ontkennen minstens één hand in zijn creatie te hebben gehad. De Droopy-ogen en de neus die op weg is een knobbelneus te worden zijn alweer een stuk prominenter aanwezig dan de vorige keer dat Marjolein hem zag. Billy, misschien nog meer dan Jimmy, was op weg om een evenbeeld van zijn vader te worden.
‘Is uw vriendin niet mee, jongen? Maar waar zijn mijn manieren, kom binnen, kom binnen.’
De gang blijkt te smal voor twee toch redelijk corpulente mensen en zo gaat Marjolein voorop.
‘Ge zijt als van den hemel gezonden, jongen. Ik moet die tafel nog tegen de watersteen krijgen.’
‘Kunt ge dat aan pa niet vragen,’ vraagt Billy, terwijl hij plaats neemt aan één kant van de tafel.
‘Uw vader…’ zegt Marjolein.
‘Juist, vergeten. Hoe is het met Jimmy? Ik hoor hem zo weinig?’
‘Jimmy is nu vandaag bezig aan zijn eerste dag in De Post,’ antwoordt Marjolein.
‘Ik vraag me af hoe lang hij het zal volhouden.’
Billy heft de tafel op, naar de instructies van zijn moeder, die aan de andere kant hetzelfde doet.
‘Maar waar is uw vriendin, kwam die niet mee?’ vraagt Marjolein.
‘Ja, maar ze zit nu nog in Gent. Ik moet er straks achter gaan. Mag ik de Lada gebruiken daarvoor?’
Marjolein zucht terwijl ze de laatste aanpassingen doet om de tafel zo recht mogelijk te laten aansluiten aan het aanrecht.
‘Manneke, ge weet dat uwe pa u nooit met zijn Lada gaat laten rijden.’
Billy denkt even na. Zijn specifieke denk-tic speelt weer op. Hij duwt zijn mond naar de linkerkant. Marjolein kent dit. Rechts is leugen en links is denken. Al van toen hij klein was, was dat zo.
‘Rookt hij nog altijd Camels?’
‘Ja.’
‘Ik ga hem een slof Camels kopen dan. Voor zijne kerstdag.’
Billy grist de sleutels van de Lada van het haakje aan de muur in de gang.
‘Hebt gij nog iets nodig, ma?’
‘Neen, jongen.’
‘Oké.’
‘Of wacht. Uwe pa heeft gisteren nog een kieken geplukt en geslacht omdat ik denk dat we met een keun te weinig gaan hebben. Breng nog een potje kipkruiden mee.’
‘Oké. Tot straks!’
Wanneer Billy het huis verlaat, botst hij tegen een gesluierde vrouw op. Hij herkent haar als Habiba, de buurvrouw van in de Groeningekaai zelf. Hun tuinen grenzen aan elkaar. Met brede glimlach zwaait ze naar hem.
‘Oh, dag Habiba,’ roept hij uit.
‘Dag Billy! Blij dat je terug bent. Is het maar voor even?’
Billy draait zich om met zijn handen in zijn zakken.
‘Ja, kerstavond en zo. Ge kent dat hé. Voor onze pa zou ik het niet doen, maar ons ma staat er op, met dat ik vorig jaar niet afgekomen ben.’
‘Uwe pa is speciale man. Zeg, hebben jullie onze huiskip niet gezien? Hamza en ik zoeken er al een hele dag naar. Hakim is troosteloos.’
‘Ja, Habiba, hoe is dat met Hakim? Hoe oud is die nu?’
Billy voelt al nattigheid maar kan het niet opbrengen dat hij wellicht exact weet waar de kip zich bevindt.
‘Ah, zes jaar hé, hij wordt een flinke jongen.’
‘Tof om dat te horen. En de andere kinderen?’
‘Omar gaat nu naar het middelbaar. Hij mist de tijd dat jullie ballen naar elkaar overgooiden.’
‘Ja, vanuit Gent gaat dat moeilijk he.’ Billy lacht.
‘En Yasmine, die gaat nu naar het conservatorium. Trompet leren.’
‘Wat had ik graag gehad dat het viool was. Onze pa zou zot komen.’
‘Uwe pa is geen slechte mens, hoor. Als hij er niet was, toen…’
‘Ja, dat is waar. Maar soms vraag ik mij af hoeveel kwaad een mens kan doen tot zijn positieve karma weer is uitgewerkt. Maar ik moet nu wel door. Tegen dat ik de Lada aan de praat gekregen heb, zal mijn vriendin in het station aangekomen zijn.’
‘Het was fijn je nog eens gezien te hebben, Billy.’
‘Insgelijks, Habiba. Doe de groetjes aan Hamza en de kinderen.’
Ze zwaaien elkaar vaarwel en Billy kruipt in de Lada, die stinkt naar de drank en de sigaretten.
‘Arme Habiba,’ zegt hij tot zichzelf, ‘toch nog geen kwaad woord kunnen horen over onze pa. Nu ja.’
Hij start de auto en na een paar minuten wachten draait hij de sleutel over. Luid protesterend, de uitlaat is nog steeds niet gefikst, komt de Lada tot leven en rijdt Billy richting het station van Kortrijk.