19
Het postkantoor Kortrijk 1, 1ste afdeling maakt zich op om de werkdag, althans van de postmannen-uitreikers, te beëindigen. De namiddagploeg is aangekomen om te sorteren. Dat is alles wat zij doen ’s namiddags. Sorteren en af en toe wat post versturen die in de namiddag toekomt. De meeste uitreikers zijn binnen. Reginald zit voorovergebogen over een pint aan zijn werkpost zijn rekening te maken. Hij draait zijn rekeningblaadje wel drie keer om en krabbelt telkenmale iets in een vakje. De liftdeur gaat open en even later ook de deur van de postmannenzaal. Zoals veel dingen in het postgebouw is het aan vervanging of toch minstens herstel toe en wie dag in, dag uit daar zou werken, zou horendol worden van het gekraak en gepiep van scharnieren die smeken om wat olie. Chef Rik gaat naar de werkpost van Reginald.
‘Uw vrouw heeft gebeld,’ laat hij Reginald weten.
‘Ah, ligt ze dood?’
Daar kan chef Rik niet mee lachen. Hij is zelf een weduwnaar.
‘…’
‘Ja, dat kan moeilijk, anders… ging ze niet gebeld hebben. Wat moet ze-ze… nu weer hebben?’
Reginald kijkt niet op en krabbelt lustig verder op zijn rekeningenblaadje.
‘Ze zegt dat Billy zijn vriendin gaan halen is met de Lada en dat ge nog niet direct achter Jules gaat kunnen gaan.’
‘Godverdomme, hé, daar gaat mijn siësta. Of mag ik een postauto le…nen om pa te gaan halen?’
Chef Rik kijkt hem aan. Dicht genoeg om olfactorisch te kunnen peilen naar het alcoholgehalte van Reginalds bloed.
‘Ge hebt gezopen, zeker?’
‘Nee. Ja.’
‘Dan krijgt ge geen postauto.’
‘Merde,’ vloekt Reginald, ‘dat is toch… altijd hetzelfde. Kan ik hier mijn siësta niet doen?’
‘Reginald, we gebruiken de slaapzaal al jaren niet meer. De bedden zijn al lang weggenomen.’
Ondertussen passeren Bruno en Jimmy, die net terug zijn van op ronde, langs de werkpost van Reginald, op weg naar de rekenplichtige om hun rekening af te geven. Reginald staat op, maar heeft moeite om zijn evenwicht te behouden.
‘Ah,’ stamelt hij, ‘wie er daar… is.’
‘Dag Reginald,’ antwoordt Bruno.
‘Is hij een… beetje braaf… gew-geweest?’
Reginald kijkt dwars door Bruno naar Jimmy met een blik die zegt dat als er klachten zijn, hij zijn zoon de kop in zou slaan, maar alleen wanneer ze alleen en/of thuis zijn.
‘Geen klachten, Reginald. Ik zie het wel goed komen.’
Chef Rik pikt in.
‘Het is ook nog maar de eerste dag, hé. Enfin, mannekes, ’t is drie uur, tijd om naar huis te gaan. Enfin, hier kunt ge niet blijven, dat toch.’
‘Jimmy, wij gaan samen naar… huis,’ zegt Reginald.
De stilte waar Jimmy zo naar verlangt, zal nog een tijdje uitblijven. Ofwel wordt het een tumultueuze rit naar huis, ofwel wordt het wel degelijk stil – een ongemakkelijke stilte. Voor de storm.
‘Doe maar,’ zegt Bruno, ‘ik ga mijn rekening naar boven dragen en dan ben ik ook naar mijn kot.’
‘Ver…tel eens, Jimmy, hebt gij die vriendin van onze Billy al eens ge…zien?’
Reginald stamelt terwijl hij alle moeite heeft om zijn regenbroek aan te trekken.
‘Ja.’
Ze stappen samen de lift binnen.
‘En, hoe is ze?’
Reginald is veel te nieuwsgierig, vindt Jimmy terwijl hij op de knop drukt die hen naar -1 voert.
‘Dat zult ge vanavond zien, hé.’
Jimmy weet dat dat geen vraag is, maar een verzoek, een eis, om informatie. Jimmy moet vertellen hoe ze er uit ziet, wat voor karakter ze heeft en nog meer van zulke zaken. Het wordt een lastige rit.