Brooddronken hoofdstuk 23

Miguel
30 jan 2023 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket

23

 

De sfeer in het huis is omgeslagen van een leuk bezoekje naar die ongeduldigheid wanneer je mensen verwacht voor een feest. Dit nog eens verzwaard door het feit dat geen van de verwachte mensen, zijnde Jules en Reginald, eigenlijk echt gewild zijn in het huis. De tafel is gedekt. Voor zes plaatsen borden, voor vijf fondueprikkers. Het fonduestel aangesloten, de tv uitgeschakeld. Célestine en Billy zijn in het kot waar het konijn en de haan zitten.

‘Wat een mooi konijn,’ zegt Célestine.

‘Schoonheid heeft hier geen thuis,’ zegt Billy, ‘het maakt ook geen reet uit hoe het beest er uit ziet. Kweken moet ze doen. Anders heeft pa er geen nood aan en dan…’

Hij wijst naar de hoek van het kot. Aan roestvrij stalen haken hangen karkassen van drie konijnen, de buiken geopend en net als een vlieger een houten kruisje er in, zodat de wonde open blijft. Hun bloed valt in klodders naar beneden, het meeste opgevangen in een emmer. Zonder verpinken trapt Billy tegen de emmer.

‘Hij is vol genoeg,’ zegt hij, ‘ik zal ‘m straks uitgieten in de Leie. Als het donker is.’

Célestine houdt haar hand voor haar mond. Voor haar zijn het drie huisdiertjes die opgehangen zijn, hun snoetjes van het vel ontdaan, een dertigtal centimeter bungelend van de grond.

‘Dit is… dit is toch barbaars?’

‘Het merendeel van de konijnen is bestemd voor de verkoop aan collega’s van pa… Hij heeft ze allemaal verkocht maar ze moeten nog versneden worden.’

‘Versneden?’

‘Ja, pa heeft het mij ooit geleerd als kind. Ik kan een konijn versnijden, ja. Zo hoort dat nu eenmaal.’

‘Vind jij dat oké?’

Billy haalt de schouders op en neemt een ketel mee. In de ketel zit maïs en nog wat andere graansoorten.

‘Als ge hier al problemen mee hebt, dan heb je Armand nog niet gezien.’

Hij opent de deur van het kot. In het duister zit een haan, blauw-met-goud van kleur.

‘Dat is een kip?’ vraagt Célestine.

Billy knipt het licht in het kot aan.

‘Zeg nooit zomaar kip tegen een vechthaan,’ zegt hij, ‘specifiek is dit een Brugse vechter.’

‘Een Brúgse vechter? En jij weet dat?’

Door Célestines stem klinkt ongeloof. Alsof haar vriend zulke dingen niet hoort te weten.

‘Ja, ik weet dat. Heeft uwe pa u nooit meegenomen naar het voetbal of zo?’

Nu haalt Célestine de schouders op.

‘Ja, als klein meisje. Eén keer. Maar het zei me niets dus hij pushte me niet.’

‘Wel, toen dat ik nog thuis woonde, was het regelmatig elke zondagochtend naar het hanengevecht.’

‘Hánengevecht? Is dat niet verboden?’

‘Hier wel,’ zegt Billy en hij gooit een handvol graan naar een haan die wel korte lellen maar verder de fysiek van een imposante haan heeft, ‘over de grens niet. In Frankrijk mag dat nog, in de Nord.’

‘En wat moet ik me daar dan bij voorstellen?’

‘Gewoon, twee hanen die in een ring tegen elkaar staan en dan er op los pikken en slaan met hun sporen.’

‘En dat doet jouw vader dus?’ zegt Célestine. Haar hele houding schreeuwt één woord uit: ongemak.

Billy daarentegen is wel wat weer gewoon en vertelt heel stoïcijns.

‘Ben jij daar zelf wel eens naar toe geweest?’ vraagt Célestine.

‘’t Zal wel zijn. Ik had vroeger ook een haan.’

‘Jij?’

‘Tuurlijk. Alhoewel,’ zegt Billy terwijl hij nog een hand graan naar de haan gooit, ‘voor mijn verjaardag kreeg ik een haan, onze Nestor. Van onze pa. Maar ’t was eigenlijk meer een cadeau voor zichzelf.’

‘En toen?’

Célestine heeft het koud, maar met de temperatuur buiten, amper boven het vriespunt, heeft het niets te maken. Ze rilt, ze huivert.

‘Lang heeft het niet geduurd,’ zegt Billy, ‘gelukkig maar. De andere had sporen. Dat doet het een beetje sneller gaan. Nestor heeft niet lang moeten afzien.’

‘Sporen?’

Billy wijst naar twee ringen van leder, met een grote nagel aan vastgemaakt.

‘Ja, sporen. Ze doen dat rond de poot. Dan komen hun slagen harder aan.’

‘Maar dat is vreselijk!’

Célestine kokhalst.

‘Nu, zeg dat maar niet vanavond tijdens het diner, onze pa en zijn beesten, dat…’

‘Ik wil hier weg,’ zegt Célestine, ‘terug naar binnen. Hier is teveel leed geweest, ik voel dat.’

‘Wacht tot ge een tijdje binnen in huis zijt. Ge hebt nog niets gevoeld,’ zegt Billy op een onheilspellende toon.

‘Ik begin te denken dat je gelijk had, Billy… Of dat je serieus aan het overdrijven bent.’

‘Kom,’ zegt Billy en hij doet Célestine uitgeleide uit het kot, terwijl hij de emmer meeneemt, ‘ze gaan er nu alle moment zijn.’

Hij neemt de emmer mee en knipt het licht uit.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Miguel
30 jan 2023 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket