Ze zat op de rand van de brug en liet haar huid liefkozen door de zon. Ik stond achter haar, mijn armen om haar schouders geklemd, verstrengeld in een dromerige greep om nooit meer te lossen. Ze kuste de rug van mijn hand en vergeleek de rivier die onder ons wegstroomde met de deugden en kwalen van het verleden. ‘Water onder de brug.’, zei ze spreekwoordelijk. Ze perste haar droge lippen tegen de mijne, een kus die afscheid spuide. ‘Beloof me dat je me nooit vergeet.’, snikte ze. Nadien verdween ook zij in de genadeloze stroming onder de pittoreske brug.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.