Ik weet het. Het hoort niet. Ik woon in Antwerpen, zonder enige twijfel de boeiendste stad van België en omstreken. De mooiste straten van de wereld zijn er kriskras uitgestrooid, als diamanten in het landschap. Daar woon ik dus, in dat bijna volmaakte Antwerpen. En toch. Toch oefent Brussel al sinds lang een grote aantrekkingskracht op me uit.
Het is een beetje pervers.
In mijn jonge jaren was Brussel onbereikbaar ver, men sprak er vreemde talen, en er geraken was een heel avontuur: de stations waren gevaarlijke plekken en met de auto was het al helemaal een ondoordringbare wildernis. Gps bestond nog niet.
Brussel was alles wat het leven beloofde te zijn, maar dan voorbij de horizon van het voorstelbare. Opwinding. Gevaar.
Later, toen ik er studeerde, viel het allemaal best mee. Zelfs met de auto rijden bleek een plezier, zeker met het witte golfje van mijn ouders. Een onbeduidende auto, maar wel uitgerust met een nummerplaat die wonderen deed: BXL-065. Het was pas toen iemand me vroeg of ik inderdaad bij de stad werkte, of mijn vader misschien, dat het me duidelijk werd waarom er altijd plaats voor me was op de openbare weg.
Sinds die tijd is veel veranderd. Zowel in het leven, als in Brussel. Gaandeweg leer je de beloften en de angsten in je leven te vriend te houden. Soms is het verstandig om ze te respecteren, die angsten, en op tijd een omtrekkende beweging te maken of te vluchten. Maar vaker doe je er goed aan ze uit te lachen in hun gezicht. En de beloftes, die bleven toch meestal wat ze waren - beloftes.
Brussel is veel steden. Er is de stad van de inwoners, die inderdaad vaak vreemde talen spreken. Er is die van de forenzen, die gehaast doorstappen, en zich 's middags in broodjeszaken nestelen. Er is een stad van politici, van commentatoren, van betweters, van Vlamingen en van Walen. Een mening heeft iedereen. Ook de Brusselaars. Het is een kakafonie van goed en minder goed bedoelde adviezen, geblaas van arrogante therapeuten en het smachten van door liefde verblinde stadsminnaars.
Al die steden leven vaker op en door elkaar dan naast elkaar, slechts hier en daar zitten ze elkaar in de weg. In de Koninklijke Sint-Hubertus galerijen, hartje Brussel, vind je ze allemaal. De galerij ligt vaak op mijn weg tussen kantoren, en is één van mijn favoriete Brusselse plekken. Niet in het minst omdat we er, toen er nog plaats was voor gesofisticeerde dromerijen, in het kleine winkeltje van Kaat Tilley een trouwjurk kochten.
Vandaag deel ik die galerij ook met het Brussel van de toeristen, die er samentroepen voor de etalages van de juweliers, en zich verdringen in de chocoladewinkels - de coffeeshops van Brussel zijn dat, allemaal vanaf de opening al tientallen jaren oud, met authenticiteit als ultiem verkoopsargument. De chocolade die je er koopt is zoet, de bitterheid die ook in de stad leeft versmacht in een brij van suiker. Zo'n verzoeting van het leven is vals, ongezond. Een chocolade versie van Manneke Pis, door toeristen koel gehouden in de minibar van een hotelkamer, pist niet.
Sinds een jaar dwaal ik zelf ook regelmatig door de stad. Op een manier die ik in Antwerpen nooit doe, ademend, snuivend, kijkend. Vaak zonder doel en buiten de regels van de tijd om, soms ook op zoek naar een café of restaurant waar een afspraak op me wacht, swipend en tikkend op een smartphone of - ook dat komt nog voor - lezend in een boek. Ik ben altijd te laat. Noem het de angst voor de eenzaamheid van de grootstad, want die is gebleven. Of misschien ben ik gewoon te traag.
Het is geen mooie stad, Brussel. Het is er vuil, en bouwpromotoren hebben de kans om lelijke dingen te doen niet laten liggen. Er zijn plekken waar je beter niet komt, en hoe je best te gedragen is vaak ook onduidelijk. Er is geweld, klein en groot, zinvol en zinloos, dronken daklozen palmen de stations in. Aan de regelmatig oplopende polemiek over de leefbaarheid van Brussel heb ik niets zinnigs toe te voegen. Maar de stad straalt energie uit, is onaf en voortdurend in beweging, ambitieus hier en daar. Soms is ze oprecht, soms heeft ze veel te verbergen, en vaak spreekt dat elkaar niet tegen.
Door zo'n stad is het goed wandelen. Over de stoepen en straten, door angsten en beloftes. Zoals door het leven, eigenlijk.
Dirk Van Boxem
meer op www.bijgekleurd.wordpress.com