in de weide met verzwijg-me-nietjes
staat een regenboogkleurige
iglo condoomboom mijn weeshuis
voor de grote overschotten ook een zalfpotje
waarin mijn middelvinger roert
dat is het gaatje voor de nietigheid
als ik verdwijn met de verdwaalde wolken
zal ik schat
die ene regendruppel zijn die
langs je nek tussen de heuvels
in je navelputje landt
zuur noch zuiver
dauw noch damp op hete dagen
zal ik erg
jaloers zijn op
het stokje dat je stevig vasthoudt ook
het ijs waaraan je likt
kon ik toen
je tong maar vinden die mij sprakeloos
vertelde dat het doodgewoon mocht zijn
in de weide
met die bloemen
in hun zwijgtenuetjes
uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'