Uit “verhalen van A tot Z”)
Colette en Côte de Bourg - wat hebben zij gemeen ?
De opdringerige voetbalgekte, die mij verder geen bal interesseert , doet mij niettemin terugdenken aan hem.
Zijn les stond in de hogeschool op maandagmorgen geprogrammeerd. ‘s Zondags versloeg hij op de radio voetbalmatchen. Na de verslaggeving , vierde hij in menig voetbalkantine de zege of verdronk hij het verdriet van de overwonnen ploeg. ’s Maandags zette hij zich met zijn houten kop achteraan in het leslokaal en gaf te kennen dat “voor deze keer” de Nederlandse les uit improvisatieoefeningen zou bestaan. Hij duidde dan willekeurig iemand aan die een onderwerp naar keuze moest aan de man /vrouw brengen. Die dag was het mijn beurt en ik herinnerde mij nog levendig een laatstejaars werk over de bewogen geschiedenis van mijn geboortedorp.
Leopold I, eerste koning der Belgen stichtte destijds een legerkamp in het vredige Limburg. “Le Camp de Beverloo” bestond reeds (de Belgische legertop was ééntalig francofoon). De burcht – “le Bourg“– die de koning er liet bouwen werd omgedoopt in Bourg-Léopold. Pour les Flamands : Leopoldsburg. Jaren later zou het gemeentebestuur nog veel geld moeten ophoesten om de extra “s” te laten vervaardigen op het monument op het gemeenteplein toen de Franse eindelijk door de Nederlandse benaming werd vervangen.
Er werd een heus kanaal gegraven voor de aanvoer van legermateriaal maar heel snel volgden ook de tjoektjoeks die tapijten en andere spullen kwamen slijten aan de soldaten en hun oversten, zo ook de marketensters die, een beetje als Sint Bernardshonden, op het militaire oefenveld rondtrokken met kleine vaatjes jenever.
Geleidelijk kreeg ik de volle aandacht van mijn medestudenten.
Naast deze rondtrekkende verkoopslui die in strooien hutjes verbleven even buiten het dorpscentrum - tot op heden bestaat er de wijk “Strooiendorp” - ontwikkelde het centrum zelf zich tot één grote uitgaansbuurt met heuse bars met authentieke saloon-klapdeurtjes , dancings, cafés, frituren en zelfs meerdere bioscoopzalen.
Ik voelde aan mijn publiek dat ik een versnelling hoger mocht schakelen……
Het dorp werd een magneet voor maffiose uitbaters van allerhande drankgelegenheden . Uit de Belgische grootsteden Antwerpen, Luik en Brussel maar ook uit het buitenland kwamen dames met of zonder standing, gevallen engelen of simpele meisjes van plezier de dorpskern bevolken. Al naargelang hun status werden ze “serveuses” of “entraîneuses” genoemd. Dit tot groot vermaak van de piotten met of zonder graad maar mét geld. De meeste aandacht kregen ze van de vele “rappelees”, de reservemanschappen die na hun dienstplicht oproepbaar bleven, inmiddels brave huisvaders waren geworden maar tijdens hun “rappel” nog eens lekker de beest kwamen uithangen.
Er kwamen alsmaar meer “koffiehuizen” (café is toch koffie in het Nederlands en dit was tenslotte een improvisatieoefening in de Nederlandse taal) en menig officier of soldaat kwam er langs om er een koffietje te drinken. Soms was de koffie héét, soms wat lauwer, soms met melk, soms met room, soms te zoet, maar altijd lekker !
Bij het horen van “koffie” steeg achteraan in het leslokaal een goedkeurend gegrom op…..
Buiten het centrum werden twee prachtige parken aangelegd waar de militairen met hun nieuwste veroveringen grote sier maakten. Op een magnifieke muziekkiosk speelden de dorpsfanfares of de muziekkapel van het leger. In menig restaurant werd een flesje Côte de Bourg gekraakt ( wijn uit de Franse wijnstreek Bourg-sur-Gironde) – de naamsverwarring met Bourg-Léopold was grappig. De zondagse namiddaguitstap bij uitstek was echter héél speciaal. Voor wie er een stevig voettochtje voor over had of met koets en paard trok men iets verder de bossen in om op de rand van de militaire oefenterreinen een verborgen geheim te ontsluieren.
Zij die het kenden kwamen er regelmatig terug van zodra zij vrij waren. Na het panorama van hoge boomkruinen en glooiende vlaktes, waar menig soldaat in het zand beet, stond de afspanning “Chez Colette”. Hier was niet alleen de koffie overheerlijk maar er werd zowel binnen als buiten op het erf de lekkerste rijstpap geserveerd met echte “cassonade” , de bruine suiker die ook tot op heden enkel in België wereldberoemd is. Het etablissement werd dan ook snel tot “Coletteke Rijstpap” omgedoopt.
Het gegrom op de achterbank werd een hilarische lachbui en er werd geroepen dat het volstond, dat de improvisatie geslaagd was maar dat ik nu in dubbelzinnigheden begon te overdrijven.
Einde oefening.
De medestudenten hebben nooit de verdere ware geschiedenis van ‘t Kamp (roepnaam van Leopoldsburg) vernomen en de leraar in kwestie heeft nooit beseft dat er aan die rijstpap niets dubbelzinnigs was. De koffie daarentegen ! Het jaar nadien werd hij om onbekende redenen als taaldocent vervangen door wijlen de broer van niemand minder dan de gevierde Vlaamse acteur Jo de Meyere. Ons Nederlands werd een stuk keuriger.
En, oh ja, zou er een verband bestaan tussen de vermaarde Franse schrijfster Sidonie-Gabrielle Colette (zie foto) en de befaamde bordeauxwijn ? Dat wordt een improvisatieoefening voor de Franse les.