Campo Santo

26 dec 2014 · 23 keer gelezen · 0 keer geliket

Vrijdag, de dag die me al weken weet wakker te houden.

Mijn jas hangt achter me te drogen terwijl het hels gepiep van de treindeur me elke vijf minuten wil tergeren. Mede dank aan het Belgische regenweer.

Ik probeer te genieten van mijn parker balpen die ik tien jaar geleden van papa kreeg  - en het ding schrijft nog steeds - en mijn schrift met streepjesmotief die ik onlangs uit een goedkoop prullenwinkeltje wist te vissen.

Mijn haar hangt wat stekelig voor mijn ogen dat ik zo nu en dan als een echt

rockster achteruit aai met mijn vingers. Ik neem vlug een sipje van mijn niet te zuipen Panos-koffie. Weer een piep van die treindeur.

Kunnen ze niet eens investeren in geluidsloze treinen in plaats van die waardeloze hogesnelheidstreinen? De kokend hete koffie bezorgt me een opwelling wat in feite niet ter zake doet maar enfin..

Ik draag dezelfde kledij die ik normaal twee weken geleden ging dragen. Op de begrafenis van onze Vos.

Zoals ik mezelf, het publiek en vooral onze Luc beloofd heb bezoek ik op 19 december van dit jaar zijn graf.

Mijn stationskoffie is inmiddels bijna koud dus ik giet vlug de lauwe vloeistof door mijn keel tot de beker leeg is alvorens ik verder schrijf. Een oude man ziet me schrijven en trekt zijn wenkbrauwen op, wellicht denkt hij dat ik een dagboek schrijf. Ik schrijf geen dagboeken maar verhalen en collumns. Klaarblijkelijk kan ik zo beter omgaan met de dagelijkse dingen des levens, mijn soort van lichaamsdrug.

Eindelijk, de trein vertrekt! Tot over een uur in Sint Amandsberg!

 

Opnieuw een eindelijk!

Na eerst mijn overvolle blaas te ledigen in een overvolle trein zit ik weer

eens op mijn gat om te pennen.

Toch ik geen honger heb besluit ik mijn lichaam te voeden met lekkere

spijzen die her en der in hellehol van Gent te vinden zijn.

Wat een multiculturele chaos hier heerst! -Op de radio speelt “in the shadow” van The Rasmus, waar is de tijd dat dat nog op nummer één stond?-

Fransen naast mijn tafel. Een Turkse die bedeld nabij het bankautomaat en

een -geloof ik- goed Nederlandssprekende Indische juffrouw.

Zo metteen stopt het met regenen en gaat de bloemenzaak open

dichtbij het kerkhof.

Ik bekijk mijn bord dat vol sla ligt.
Het meisje aan de toog heeft haar volledige moestuin over mijn broodje gestrooid. Moest ik zeggen dat ik haar troep niet wil zou het haar geen barst kunnen schelen. Jammer, eet je bord leeg.

De regenwolk verdween en gretig nam ik de kans om te vertrekken.
Ik baande me een weg tussen nachtwinkels, pitabars, wegenwerken en modderige straten. Een halfuurtje later wandelde ik de Sint Amandusberg op waar de kapel eenzaam staat tussen eeuwig rustende Christenen en katholieken.
Mijn hart begon sneller te kloppen, hetzij van de berg omhoog te klimmen hetzij van de reden waarom ik hier ben, een reden die ik dit eigenste moment maar al te goed begin te beseffen.

Wachtend op de bloemist die zijn zaak opendeed werd ik zonder enig duidelijk excuus door een kracht naar het kerkhof getrokken. Ik vond het graf erg vlug.
Luc ligt vredig en sober begraven op de heuvel, schuin onder het gigantische kruis tegen de wand van de kapel, waar Jezus hangt.
Naast zijn graf staat een rest van een boomstam, ooit willen ze daar een nieuwe boom planten. De vorige treurwilg leek het te begeven en zou op den duur

de graven stuk maken . Iets dat zeker niet kan en mag gebeuren.
Het zou ons hart in stukken rijten.

Ik ging voor het graf staan en tranen barstten uit.
Woorden kunnen nu niet meer spreken en muziek is mijn enige
redmiddel mezelf te verwoorden.
Uit respect wil ik hier geen muziek laten afspelen, zelfs niet muisstil.
Ik gaf mijn tranen de kans het te zeggen.

Nadat ze die kans genomen hadden probeerde ik de tekst voor te lezen over de levensboom wiens takken naar de hemel reiken.

Een krop bleef dansen ter hoogte van mijn strottenhoofd.
Met veel moeite kreeg ik de woorden over mijn lippen.
Ik legde de tekst samen met de levensboom op zijn graf terwijl ik een
verwelkt eikenblad verwijderde.
Ik zie dat zijn laatste rustplaats bezaaid ligt met aandenkjes van fans.
Een potje grenadinepudding, iets dat onze vossieboy graag at vermoed ik.

Een plectrum, een sleutel en een mp3 speler.

Op en rond het graf lagen diverse bloemen.

Traag kwam het tot me door dat ik erg dicht bij mijn idool stond en diep vanbinnen vroeg ik me één iets af. Welke afstand is het kortste? De afstand tussen het podium en de eerste rij op een festival of de afstand tussen de kist en de aardse bodem waarop ik mij bevind. Met diepe droefenis betreur ik me het laatste.

Ik leek terug te kunnen spreken. Mijn belofte om zo metteen terug

te komen met bloemen.

Niet veel later stond ik aan de kassa van de bloemenzaak. Ik vroeg enkele witte rozen om op ‘iemand zijn graf te leggen’. De dame begreep me maar half, combo immigrant van Antwerpen naar West Vlaanderen vermoed ik?

“Moeten ze ingepakt worden?” kreeg ik als vraag.

“Graag” antwoordde ik maar sarcastisch in mezelf dacht ik nee, ik zal ze zo

wel op zijn graf smijten.

Plechtig zette ik een stevige tred neer, de heuvel op met een boeket van

vier witte rozen die een schamele acht euro gekost hebben.

Ik kon nog steeds praten zonder te huilen, al bleef die brok in mijn keel hangen. Een geruststellede stem in verte weerklonk in mijn hoofd.

Ik stak de grafkaars aan die ik mee had gebracht en plantte die in het wakke zand.

Voor iemand die zo goed emoties kan omzetten in taal kwam ik dat moment woorden tekort. Luc De Vos was erg katholiek en voor hem alleen maakte ik een kruistekentje en zei ik hem de pannen van het hemeldak te spelen daarboven.

“laat onzen lievenheer eens zien wat muziek is, Voske! Dju toch!”

Met de cliché woorden “rust zacht” sluit ik deze moeilijke dag af.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

26 dec 2014 · 23 keer gelezen · 0 keer geliket