Chopsticks en een warme plas

8 feb. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Een enkele rij bomen scheidt de kaarsrechte weg van de velden, af en toe onderbroken door een verbodsteken als opgestoken vinger. Er is nog een beetje clementie, tractoren mag je inhalen. Het lijkt Amerika wel, maar we zijn in Zeeuws-Vlaanderen, op weg van Cadzand naar Antwerpen.

De puber heeft net voor vertrek een fles San Pellegrino gedronken, zelf hield ik het bij één glas witte wijn en een thee. De winterse regenlucht hangt laag, en we nemen het zekere voor het onzekere. Eén boom, één man.

Onze plas dampt en ik snuif de zoete geur van verse urine op, wanneer die de grond raakt en zich mengt met de klei. Ze stinkt niet zoals in de stad, waar ze in de kieren van beton en asfalt kruipt om eeuwig te rotten. Hier verschilt de wilde mensenplas in niets van de eeuwige plas van de koeien, wat verderop in de wei. Onze straal wordt door de wind wat opzij gebogen en druppels scheiden zich af. We zijn één met de natuur. Terug in de warme machine met zijn zacht trillende motor voelen we ons echt mens, heersers van het universum.

De puber, een verwoed stedelijk fietser, kijkt bewonderend naar het fietspad, bijna even breed en beter onderhouden dan de weg. Ik doe een poging om uit te leggen hoe de ruimtelijke ordening in Nederland zo anders is kunnen worden dan in België.  Onze verkavelingen en langgerekte dorpen vindt hij maar niks, maar de dichtbebouwde kernen met de kleine, lage huizen die hij hier ziet, zijn hem ook te kneuterig. Alleen de ruimte bevalt hem, en het eindeloze strand van Cadzand, niet begrensd door aangespoelde en opgehoopte stenen.

Je moet keuzes maken, leg ik uit. Ook verkeerde redenen kunnen de goede blijken te zijn, en andersom. Jouw besluit is er maar één tussen de vele, en de tegenstemmers hebben hun invloed gehad. Hoe het uitpakt weet je nooit, maar onbeslistheid vermoeit.

Ik blijf in de stad, zegt hij. Dat is toch waar mensen zouden moeten wonen? Wat doe je in godsnaam in een dorp, de hele dag? Hij hoeft er niet bij na te denken, zijn biotoop ligt onwrikbaar vast, hij ziet zich eeuwig slalommen door het uitgekookte en ingedikte verkeer.

We maken een tussenstop bij een design winkel. Hij houdt van tafels met marmeren blad en een strak design, en ik maak me zorgen over de hardheid van zo'n voorkeur. Ze hebben iets troostend, zegt hij, die tafels. Marmer toont hoe elegant het leven kan zijn. Er komen eerst grote machines aan te pas, en brute kracht. En dan is er verfijning. Meer kan je toch niet verwachten?

In koken hebben we geen zin, en net voor Antwerpen bellen we een Japanner. Geen mes en vork, zeg ik. Sushi's en sashimi's eet je met chopsticks. Als elegantie zo belangrijk is voor jou, dan moet je ook dat leren. Hij doet zijn best, leert snel. Al prikt hij, wanneer ik even niet kijk, een sushi aan zijn stokje. Ik laat hem. Gedrag en oorzaak vallen niet altijd samen. En gevolgen niet met je keuze. Dat zeg ik wel.

Ze bestaan wel, momenten waarop wie je bent samenvalt met wat je doet, en je keuzes niet lijden onder de onhandigheid van je daden. Ze blijven niet duren, tenzij in je herinnering, waar ze verkleuren en van smaak veranderen. Ze dienen zich aan, altijd onverwacht. Je kan er niet vals mee spelen, er enkel hardnekkig blind voor zijn. Zo moet het ook gaan in de protserige verkavelingshuizen in pastorie stijl, waar ik mij veel marmer bij voorstel. Ik weet dat ik me vergis, zoals wel vaker, en dat ook de would-be kasteelheren daar schoonheid en oprechtheid verbergen in een ruimtelijke ordening die ze niet zelf hebben gekozen.

Hoezo, zegt hij, hoe kan ik anders dan afgaan op het gedrag dat ik zie? Wanneer een auto me de pas afsnijdt, interesseert het me niet waarom hij dat doet, ik ben gewoon boos.

En toch, zeg ik, is dat ook wat jij wil. Dat ik begrijp waarom een marmeren tafel voor jou mooi is, terwijl dat voor mij niet zo is. Niet dat ik er één koop, we hoeven het niet eens te zijn.

Maar ze blijven gevaarlijk, zegt hij, die chauffeurs.

De laatste sushi ligt tussen ons in, ééntje met makreel. De strijd tussen intentie en gedrag barst los. We hebben allebei nog zin en honger, vier chopsticks zweven boven het stukje vis. We kijken mekaar aan, ik lach, en hij slaat toe.

Dirk Van Boxem

meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

8 feb. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket