Crematorium
Ursula van Boven kon van eten niet genoeg krijgen.
Zij liep zelfs te watertanden, als zij dacht geuren van geroosterd vlees te ruiken, bij het passeren van het crematorium in haar straat.
Maar deze keer was het anders. Het crematorium stond in brand. Kortsluiting. Het was ontstaan tijdens de crematie van een brandweerman.
Naar aanleiding van de brand werd door het bestuur een vergadering belegd. Directeur Kleinmans tierde schuimbekkend zijn ongenoegen uit, met name over klusjesman Hein, die de volle laag kreeg, omdat hij met verkeerde elektrische draadjes had geprutst in het transformatie huisje.
Het enige vrouwelijke bestuurslid, mevrouw de Ooi, die een zwak had voor de directeur, deed haar best niet opgewonden te raken van zijn geblaat. Dat lukte haar niet. Maar dacht zij, wat maakt het ook uit. Waarom zou ik mij niet laten gaan, thuis heb ik al narigheid genoeg.
Dat kwam door haar man Dik de Ooi, die een relatie had met zijn secretaresse. In zijn slaap had hij hardop gepraat over de wratjes die zij had op intieme plekjes.
Mevrouw de Ooi had haar man bevolen te stoppen met zijn wrattenzwijnerij.
Overmand door spijt, en mede omdat hij door de bank genomen in het rood stond, als gevolg van uitspattingen, verdiepte de naar troost zoekende Dik, zich met het schaamrood op de kaken in het rossige schaamhaar van een bleke prostituee.
De zwaarlijvige Dik kwam uit een puissant rijk rooms-katholiek gezin. Hij was voorbestemd om priester te worden. Maar tot groot ongenoegen van zijn vader begon hij in zijn vroege puberteit al te twijfelen aan zijn roeping.
Maar het doek naar het priesterschap ging definitief neer, toen zijn vader, die een prominent voorzanger was in het kerkkoor, op een zondagmorgen thuis voor de hoogmis de hoge C nog eens doornam. Tevreden over zijn zuivere bariton deed hij het deurtje van de kanariekooi open, haalde het beestje er uit en drukte het dood met zijn grove duim.
‘Pa, waarom doe je dat!’ vroeg Dik ontdaan.
Zijn vader keek hem ernstig aan en zei: ‘Omdat ik hem tijdens de hoge C een valse noot heb horen fluiten.’
De verzekering dekte de schade van de brand. Maar de bijkomende kosten waren hoog.
Mevrouw De Ooi wilde de financiële problemen oplossen. Zij vroeg haar schoonvader. De oude De Ooi om een forse bijdrage. Hij twijfelde. Zijn gegroefde rokershuid, die oogde als het scrotum van een oude olifant, kreeg een smartelijke trek toen hij naar zijn zoon vroeg. Mevrouw de Ooi zei dat zij haar huwelijk met hem wilde verbreken.
De oude De Ooi kwam in ernstige tweestrijd. Enerzijds wist hij dat de kerk niet toestond om te scheiden. Anderzijds zou het prachtig zijn als zijn zoon weer vrij man was. Zijn droom zou alsnog kunnen uitkomen, als hij Dik met een grote som geld zou kunnen verleiden, alsnog naar het seminarie te gaan.
Maar toen de oude man vernam, dat na de scheiding Dik in verwaarloosde toestand, zich alleen nog maar ophield in het stadspark, werd hem dat te veel. De oude De Ooi stierf een jaar later van verdriet. Hij was het eerste lijk dat in het nieuwe crematorium werd verast.
Ursula van Boven haalde diezelfde dag opgelucht adem. Blij dat het crematorium weer in bedrijf was.