Het regende die ochtend toen ik je meende te herkennen in de stad. Niet hard en ook niet miezerend. Iets ertussenin. In een moeilijk te omschrijven Belgische stijl.
Ik hief mijn hoofd en glimlachte. Ik verwachtte dat je je hand naar me zou opsteken en iets zou zeggen. Je draaide je rug van me weg. Het bleef stil.
Te verbijsterd om te reageren bepaalde de ritmische cadans van mijn passen het vervolg van mijn wandeling.
Wat later, bij een kop koffie met gebak, bedacht ik dat jij dat misschien niet was geweest. Dat ik je zomaar had gehersenspind vanuit een hevig vurig verlangen naar jou. Daar, die ochtend, in mijn stad onder de regen.