Carlo en Ludwig zijn mijn ‘compagnons de route’ op een jongerenkamp in de Belgische Ardennen. De route is een kilometerlange voettocht. Elk team moet met zijn drieën de aankomst halen.
“Sorry, maar bij Ludwig denk ik aan Van Beethoven”, grapt Carlo.
“Ja, dat is bestemd juist. Ik ben afkomstig uit de Oostkantons. Mijn moederspraak is Duits, maar ik spreek ook een bisjen Nederlands”, antwoordt Ludwig met een overduidelijke Duitse tongval.
Onderweg maken wij kennis en praten honderduit over allerlei belevenissen en interesses. Is het de nietigheid in de overweldigende natuur die ons nader bij elkaar brengt? Zonder schroom komt alles aan bod: schooltijd, vriendschappen, familie, sportprestaties, maar ook tegenslagen. Carlo gooit het roer om en vraagt “Ken jij Toon Hermans?” aan Ludwig, die nee-schudt.
“Toon gaf een try-out van zijn one-man show in Duitsland. Op de vraag van een dame wat het betekende antwoordde haar vriendin: Ohne man heisst: ist kein Man dabei!”
Ludwig proest het uit van het lachen. Wij zijn gelukkig al ver gevorderd wanneer ik plots mijn enkel verstuik. De pijn is onhoudbaar. “Laat mij hier achter. Het EHBO team pikt me wel op.” Ze weigeren.
“We moessen tezamen de finish holen.” Ludwig voegt de daad bij het woord en zet zijn schouder onder mijn oksel. Carlo volgt zijn voorbeeld. Afgemat maar tevreden haalt ons trio de eindmeet. Enkele dagen later nemen wij als echte Blutsbrüder afscheid.
Vijfentwintig jaar later verblijf ik voor de kerstdagen met partner en kinderen in Ostbelgien. Een betoverende tocht in de sneeuw rond het meer van Bütgenbach leidt naar de stuwdam. Op de terugweg naar de parking komen in tegengestelde richting een vrouw, twee tienermeisjes en een man in rolstoel ons tegemoet. Als we hen kruisen bekijk ik de blonde man. Mijn mond valt open: “Ludwig?”
Hij is het. Ik omhels hem en kijk ongewild vragend naar zijn blijkbaar verlamde benen. Ludwig merkt het en zegt smalend: “Ja, für mich is het een ohne Beinen show geworden.”
Bij het oplaaiende haardvuur van een gezellige Stammkneipe verbroederen onze families. Ludwig vertelt dat dit een soort pelgrimstocht is. Elk jaar komt hij terug naar deze plek waar hij tijdens een looptocht rond het meer zwaar ten val kwam met alle gevolgen van dien.
“Vandaag is het een richtige tocht van een pelgrim”, zegt hij, “want zoals het bedevaarders betaamt, bidden zij om een Wunder. Mijn Wunder is vandaag geschiedt: ik heb jou wieder gevonden.”