op armafstand van de barre
gekleed in veren en lappen huid
riep zij luid de dieren samen
dans, mens! dans, dier! dans!
waar hielden de dieren zich schuil
in mens, in hartslag, bewegend water
op een wolvlok, in het woord Amen
dans, mens! dans, dier! dans!
zij leefde van het rijk haar lenigheid
fladderende veren in de balzaal
de polka van tijgers en ander kabaal
dans, mens! dans, dier! dans!
zij plaatste het lichaam naar voren
vanachter een boom doken ze op
gekleed in strepen en hun gegrom voorop