Reddeloos voelde ik jou ijzeren klauwen
Die mij onze ontmoeting deden berouwen
Verloren was elke uitkomst zo ik wou
Jij ging mij lusten, meer dan gauw
Verorberen dit, het enige voedsel, graag
Met snelle happen en dan weer traag
Bewegingsloos was ik verloren
Hemels vlees voor jou bekoren
Je tastte toe, beet na beet
Je drang zo groot, je adem heet
De duivel zond jou naar mij toe
Ik jou ontbijt, dat deed je goed
Mijn inbreng was geen brengen meer
Jou lichaamssappen een vloeibaar teer
Ik kwijnde weg
Jij deed geen zeg
De duivel zag, je deed ’t wel, je deed ’t goed
Zijn plannen smaakten dankbaar zoet
Mijn hoofd gingen tollen als een orkaan
Vertoefde daar, een andere waan
Ooit te leven, gans opnieuw
Zonder adem, zonder kieuw
Ik werd onzichtbaar, ik werd heel flou
Ik werd heel anders, ik weet niet hoe
Ik werd weer groen, grijs en rood
Ik werd weer leven en dan weer dood