Als trollen uit moerassen gekropen.
Komen zij nieuwe handtassen kopen.
Willen zij aan luxe reukwater rieken.
Gaan zij rust en vrede verzieken.
Met veel lawaai, met veel kabaal.
Spreken zij een andere taal.
Een taal van koopjes en consumeren.
Tooien zij zichzelf in nieuwe kleren.
Een plicht, een noodzakelijk kwaad.
Als wezen het toch een goede daad.
En vraagt een promoboy van Amnesty.
Een gevangene in Nicaragua, kende gij die?
Dan roepen zij allen heel spontaan.
“Het zijn koopjes, loop toch naar de maan!”
Ons geluk kan niet meer stuk.
Met shoppen hebben wij het veel te druk.
In een nieuwe pyjama liggen wij straks voor de buis.
En ook dinsdag zijn wij zeker niet thuis.
Dan gaan wij allen naar het containerpark.
Met één jaar oude kleren van de Primark.
Lopen in kleren van vorig jaar.
Dat is niet om aan te zien, niet waar?
Met onze poen werken in India en Pakistan alle tieners.
Twintig cent per uur de groot verdieners.
Voor zestien uur werken kijken zij niet om.
En zonder school houden we hen lekker dom.
Wij hebben in elk geval nieuwe kleren.
En de rest kan ons niet deren.