Hij kerft een boemerang uit rottend hout.
Daar heel alleen in een stervend bos.
Waar vogelskeletten nesten maken met hun eigen botjes.
De eitjes al fossiel.
Hij smijt de boemerang weg.
Tussen de bomen van het stervend bos.
Waar everzwijnen ondersteboven aan versplinterde takken hangen.
De biggetjes al gebraden.
Hij wacht op de boemerang.
In het grauwe korstmos van het stervend bos.
Waar het gewei van verbleekte edelherten verbrokkelt tot zand.
De bambi's al gestorven.
En hij blijft maar wachten op de boemerang.
Zelfs die komt niet terug denkt hij.