Michaël Verest

Gebruikersnaam Michaël Verest

Teksten

De hitte

Een koppel zat op een terras aan de dijk. Voor hen stromend water, achter hen verdord bos.  Hij beklaagde zich in stilte over haar gebrek aan fierheid, haar gebrek aan stijl, haar gebrek aan alles. Zij dacht aan de buurjongen die af en toe langskwam wanneer haar man voor de zoveelste keer moest overwerken.Ze keken naar het stromende water, nipten van hun cocktail waarin een plastic parasolletje vrolijkheid insinueerde. Ze zwegen. Hij stak een sigaret op. Zij vervloekte zijn vunzige gewoontes.'Wat?' Hij klonk nors.Zij, even nors: 'Wat "wat"'?'Ik zie je wel kijken hoor.''Goed voor jou.'Een plezierjacht vaarde voorbij. Dreunende technomuziek, half naakte jongeren, gejoel en gegil. Hij trok nog eens van zijn sigaret, starend naar de jeugdige billen. Zij vroeg zich af hoeveel van die afgetrainde lichamen nog op haar zouden vallen.'Nog iets drinken?''Waarom niet?'De ober nam hun bestelling op. 'Wenst u verder nog iets?'Ja, jou, dacht ze bij zichzelf.Ja, één van die wijven op de boot, dacht hij bij zichzelf.Hij trok nog eens van zijn sigaret en smeet die achter zich.'Meen je dat nu?' 'Wat meen ik nu?' Hij begon het op zijn heupen te krijgen.'Kun je dit vuile sigaret niet in de asbak doen?''Vuile sigaret?''Ja, vuile sigaret! Straks brandt de boel hier nog af.''De boel gaat niet afbranden, oké?''Ga die sigaret oprapen en doe die in de asbak.''Nee.''Waarom ben ik met jou getrouwd?''Goede vraag.'Het plezierjacht passeerde opnieuw, nu in de andere richting. Er werd flink gekust.Waar eindigt dat? vroeg ze zich af.Hij vroeg zich niets af.Plots ontstond er paniek. Vanuit het café kwamen er mensen aangestormd, er werd getelefoneerd.'Ruik jij dat ook?' Ze keek hem angstig aan.'Ja.''Verdomme, dat was jouw sigaret, onnozelaar! Kom, we maken dat we hier weg zijn, of ze komen het nog te weten.''Ik heb mijn sigaret daar gesmeten! Zie jij vuur?' Hij wees naar de plek waar hij zijn sigaret had gesmeten.'Doet er niet toe. We zijn weg.'Zwijgend fietsten ze naar huis. Hij vervloekte haar. Zij lachte diep vanbinnen. 's Anderendaags stond de politie aan hun deur. Hij werd meegenomen voor verhoor. De dag erna berichtte het journaal over een bosbrand die aangestoken was door een achteloos weggesmeten sigaret. En dat de verantwoordelijke gevat was. Een puber, die het bulletin zag, zuchtte van opluchting.

Michaël Verest
60 1

De Zieke Man

Ze legde een dekentje over me, en nog één. En nog één. Ze bracht me kippensoep, kuste haar hand en legde die op mijn wang. Ik zei: 'Maar ik ben vegetariër.'... Ze antwoordde engelachtig: 'Maar je bent in de eerste plaats ziek. Genees maar snel.' Ik slurpte van de kippensoep. Mijn darmen protesteerden hevig, gingen een MMA-gevecht aan met elkaar. Ik vreesde het ergste, maar mijn boxershort bleef voorlopig remspoorloos. Ik zei: 'Ik heb angst.' Ze kwam naast me zitten, wreef over mijn voorhoofd: 'Hoezo, angst?' 'Het toilet... Zo gulzig... Met zijn opengesperde muil... Het wacht op mijn darminhoud.... Zo stil en rustig... En toch zo gulzig... Ik wil niet.... Ik wil niet!....' 'Je begint te ijlen', zei ze. 'Probeer wat te slapen.' Maar ik kon niet slapen, enkel rusteloos draaien en keren in een zetel van ongemak. Ik schopte het deken van me af, legde het weer over me. Warm en koud blies over mijn lichaam. Ik dacht ergens God te zien aan het einde van de tunnel. Ze kwam terug naast me zitten: 'De dokter zal er zo dadelijk zijn.' Haar bambi-ogen weerspiegelden een harmonieuze kosmos waarvan zij de enige ster was. Ik kneep in haar hand: 'Blijf nog even bij me, ik...' Maar nog voor ik mijn zin kon afmaken, spurtte ik naar het toilet; naar een opgesperde muil van keramieke gulzigheid. De snelheid waarmee mijn darmen hun drassige inhoud in de pot spuwden was ongezien. Ik schreeuwde en kreunde en liet mijn tranen de vrije loop. Ik mompelde: 'Ik kan niet meer... Ik kan niet meer...' Tot er op de WC-deur werd geklopt. Zij: 'De dokter is er. Kom je?' Als een gebroken Caesar strompelde ik de woonkamer binnen, legde me opnieuw in de zetel. Ik legde mijn hand op mijn voorhoofd, sloot mijn ogen en zei zacht: 'Ach... Ach...' De dokter op vrolijke toon: 'We zullen eens zien wat er scheelt. Kun je je kamerjas openen? We zullen eens luisteren.' Nadat hij me onderzocht had: 'Een klein buikgriepje. Niets aan de hand. Enkele dagen rust en je bent er zo weer bovenop.' Ik kneep in zijn beide handen; handen die stinkende wonden hadden verschoond; handen die zich troostend op een schouder hadden gelegd; handen die wijsheid bezaten. Ik herhaalde: 'Ach... Ach...' De dokter: 'Dat is dan dertig euro, alsjeblieft.' Zij betaalde, liet de dokter uit. Wanneer ze terugkwam, staarde ik naar het plafond: 'Zal het ooit goed met me komen?' Het was alsof mijn darmen hun antwoord al klaar hadden. Zij: 'De dokter zei dat het slechts een buikgriepje is. Hou je nu kalm. Wacht.' Ze kwam naast me liggen, onder het deken. Ik zei: 'Maar nu zal jij ook ziek worden...' 'Ik wordt nooit ziek.' Ze omhelsde me, legde haar hoofd op mijn borst en viel in slaap.   Ik wou dat ik eeuwig ziek was.

Michaël Verest
30 0

De ochtenderectie

Je dacht dat ik wakker was. Je wou dat ik wakker werd. Je wreef met je geparfumeerde handen door mijn haar, fluisterde mijn naam in mijn rechteroor.   Voedsel voor mijn ochtenderectie: mijn gefluisterde naam.   Je wreef met je geparfumeerde handen over mijn beginnende pens. 'Misschien moet je wat minder alcohol drinken', zei je. 'Misschien moet jij wat meer bij mij zijn', mompelde ik. Je antwoordde niet en liet me met je borsten spelen.   Je peuterde met je geparfumeerde vinger in mijn navel, haalde er een pluisje uit. Je fluisterde opnieuw mijn naam. Ik vroeg of je stem geparfumeerd was. Je zweeg. Je geparfumeerde handen daarentegen leken een monoloog te houden: ze doken mijn rood-wit gestreepte boxershort in en deden zich tegoed aan mijn ochtenderectie.   Alsof je gulzige handen nog niet genoeg waren, fluisterde je geparfumeerde stem opnieuw mijn naam, gevolgd met: 'Wakker worden...' Je scheurde mijn boxershort aan flarden.   'Nog eventjes. Nog eventjes alsjeblieft', smeekte ik.   Jij: ongenaakbaar, onvermurwbaar. Ik: naakt en murw geslagen.   Ik werd wakker. Je was er niet meer. Wat moest ik doen? Mijn ochtenderectie klopte als een nazi op de deur van een huis vol joden.   Ik sleepte me naar het toilet, probeerde te plassen maar daar dacht mijn ochtenderectie anders over. Ik riep jouw naam, gevolgd met: 'Help me! Help me!'   Geen antwoord. Alsof ik het niet wist.   Ik stopte met mezelf aan te stellen en ging koffie zetten. Hij smaakte geparfumeerd.

Michaël Verest
31 0

Zondagrituelen

Linda en Gert prutsen aan hun quads. Dat is hun zondagochtendritueel. Al jaren. Linda was ermee begonnen toen bleek dat Gert niet zo een viriele man was als hij de eerste vijf jaar liet uitschijnen. De eerste vijf jaar van hun verkering nam Gert immers elk vrij moment te baat om Linda in allerlei posities te grazen te nemen. Linda vond dat leuk. Ze werd graag te grazen genomen; zeker in de tuin wanneer de mogelijkheid bestond dat de frisse moslimbuurman hen kon beloeren. Maar nu wordt Linda niet te grazen genomen. Nu prutst Linda aan haar quad.   Claudia is acht en is de dochter van Linda en Gert. Ze is intelligent, knap, speels, moedig, grappig en bijt elke zaterdagnacht rond twee uur de banden van Linda's quad stuk. Ook de banden van die van Gert moeten eraan geloven. Claudia is namelijk verlekkerd op rubber. Haar droom is om een rubberplantage te beginnen in Congo. In het diepe binnenland van Congo.   Gert: 'Staat ons huwelijk op springen, liefje?' Linda: 'Geef me die moersleutel eens aan.' Gert: 'Ik bedoel... Ik ben ook niet meer gelukkig. Dus kunnen we geen regeling treffen?' Linda: 'Olie alsjeblief.' Gert: 'Ik weet niet of het Midden-Oosten de ideale plaats is om een dochter op te voeden.' Linda: 'Wil je ze?' Gert: 'Wie?' Linda: 'Je dochter.' Gert: 'Heb je het over het hoederecht?' Linda: 'Of co-ouderschap. Ik weet niet hoe die dingen noemen de dag van vandaag. Olie?' Gert geeft Linda de smeerolie. De wrijvingen verminderen onmiddellijk.   Claudia ligt in haar bed te dagdromen over Congolese rubberplantages. Ze mag haar kamer niet uit als straf voor de stukgebeten quadbanden. Al drie jaar mag ze 's zondags haar kamer niet uit. Maar Claudia voelt zich niet alleen. Ze voelt zich nooit alleen, ze dartelt in haar dromen rond tussen de rubberbomen van haar plantage. Ze zal de Congolezen een goed loon uitbetalen, denkt ze. En een quad. Elke Congolees zal een quad krijgen. En een goed loon.   Gert gaat zoals elke zondagavond darten met zijn vrienden. Dat is het moment waarop Linda het huis uit glipt en zich in het bed nestelt van haar frisse moslimbuurman. Hij neemt haar te grazen. Linda valt in slaap. De frisse moslimbuurman durft haar niet wakker te maken. Hij is onder de indruk van haar blondheid en borsten. Hij legt zijn hoofd op haar buik en hoopt dat ze beiden wakker worden in het paradijs maar hij beseft dat dat onzin is en neemt haar nogmaals te grazen. Ze vallen beiden in slaap. Gert ligt dronken te slapen op de vloer van het café waar hij dart. Zijn vrienden hebben dartpijltjes in zijn wangen gestoken bij wijzen van grap. Claudia dwaalt door het donkere huis. Ze heeft honger. Ze ziet de quads en hun banden. Ze kan er niet aan weerstaan.   Het is zondagnacht

Michaël Verest
36 0

Eerste tinderdate in een gezellig café II

- 'Is er leven na de dood?' - 'Best mogelijk. Echt weten doe ik dat niet. Ik leef namelijk nog.' - 'Je lijkt nochtans een beetje dood.' - 'Echt?' - 'Ja. Zo bleek en mager. En je hoofd is een schedel zonder huid of haar. En je draagt een zwarte mantel met zwarte kap. En je hebt een gigantische zeis in je hand.' - 'En jij bent een mooi meisje.' - 'Dank je. Ben je er zeker van dat je niet Pietje De Dood bent?' - 'Mevrouw, u beledigt me. Mijn profiel zei duidelijk 'Henri de Beauvoir'. En daar blijf ik bij.' - 'Maar je hebt zonet de arm van de ober aangeraakt om iets te bestellen en nu ligt die man hier dood op de grond.' - 'Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.' - 'Ken je God dan?' - 'Ja. Nee. Maakt niet uit. Je hebt mooie ogen.' - 'En jij lege oogkassen. Kijk... Henri... Ik weet niet of dit wel zal lukken... Ik voel me niet echt op mijn gemak bij je.' - 'Heb je me al ukelele horen spelen? Ik heb al prijzen gewonnen met mijn ukelelespel. De jury zei dat mijn ukelelespel angstige diertjes op hun gemak stelt.' - 'Ik weet het niet, Henri...'   Henri haalt toch zijn ukelele boven en speelt een deuntje.   - 'Henri! Verrukkelijk! Ik voel me zo op mijn gemak na je ukelelespel!' - 'Zei ik het niet?' - 'Kun je nog andere instrumenten bespelen?' - 'Nee. Ik heb me bekwaamd in één.' - 'Je stelt me teleur, Henri.' - 'Wat?' - 'Slechts één instrument? Je stelt me teleur, Henri. Ik had je nooit naar rechts mogen swipen.'   Twee uur later komt de politie het café binnen. Iedereen is dood, behalve een huilende, vastgebonden vrouw met op haar borst een briefje gespeld: 'Dit is mijn schuld.'   Nergens is er een ukelele te bespeuren.

Michaël Verest
34 0

Benito en de poezenblues

Ik maak me zorgen over Maurice. Maurice is een kat, mijn kat, een grote kat, een stevige kat. Een kat die muisjes in de muil neemt om ze vervolgens uit te spuwen.   Ik weet wat Maurice van plan is. Ik weet niet wat Maurice van plan is, maar ik weet wel waar Maurice mee bezig is.   Maurice schuimt het internet af naar toespraken van Benito Mussolini. Dat zie ik in mijn zoekgeschiedenis.   Ik heb Maurice er al op aangesproken. Ik heb hem gezegd: 'Maurice, die man, die Benito... Dat was een zwarthemd. En een vechtjas. Geen man om een geïndustrialiseerde staat te leiden, dus.' Maar Maurice keek me schaapachtig aan en miauwde iets dat ik niet verstond.   Gisteren heeft Maurice artikels gelezen over de vrouwen van Mussolini. Il Duce stond erom bekend een robuust minnaar te zijn, maar welke boodschap heeft een poes daaraan? Wou Maurice me iets duidelijk maken? Dat zijn castratie niet goed gelukt is misschien? Ik vroeg hem dan ook: 'Maurice, wil je me iets duidelijk maken?' Maar hij liep naar zijn kattenbak. Toen vroeg ik: 'Maurice, wie heeft je Italiaans geleerd? Wie, Maurice?' Geen antwoord.   De poezenpsychologe die wekelijks langskomt, weet het ook niet. Ze is mooi, die poezenpsychologe. Ik doe alsof ik van teflon ben. Ze mag ook eens een beetje moeite doen voor me.   Maurice heeft de beelden bekeken van de Mars op Rome. Hij was volledig opgezweept toen ik thuiskwam. Ik heb hem in de hoek gezet. Hij heeft de nacht erop in alle plantenbakken gekakt. Ik weet niet meer wat te doen.   De poezenpsychologe en ik roken een sigaret in bed. Ze is poedelnaakt en dat staat haar goed. Ik zeg: 'Ik maak me zorgen om Maurice. Hij leunt iets te zeer naar rechts.' De poezenpsychologe lacht: 'Ach, Mussolini was de kwaadste nog niet. Hitler, Stalin, Pol Pot... dat waren massamoordenaars. Maar Mussolini? Een fascistisch clowntje. Een voetnoot in de geschiedenis. Laat Maurice maar doen.' 'Jij kan me geruststellen', zeg ik.   De poezenpsychologe schaterlacht en verandert in een tijger.

Michaël Verest
14 0

De boot en de woestijn

  Ik heb een botenwinkel geopend in het midden van de Sahara. De passerende nomaden zijn geïnteresseerd in mijn handelswaar, maar vragen er zich het nut van af.   'Het nut? Het nut? Die mooie vrouwen van jullie, zijn die nuttig?' piep ik. Daar hebben ze geen antwoord op, maar ze bieden me er wel één aan. Eén die ik graag in ontvangst neem.   Mijn gloednieuwe vrouw is een harde werkster. Ze heeft marketing gestudeerd aan de universiteit van Caïro. Ze promoot mijn boten via Facebook.   Steeds meer woestijnnomaden vinden hun weg naar mijn winkel, maar hebben geen geld om mijn boten te kopen, hoewel ze me op het hart drukken dat het de mooiste boten zijn die ze ooit gezien hebben.   Mijn vrouw fluistert me in dat ik boten moet ruilen tegen kamelen. Ze fluistert naakt, zoals altijd. Ik luister gekleed. Binnen de kortste keren zijn al mijn boten uitverkocht en heb ik veel, maar dan ook zeer veel kamelen.   Ik vraag mijn vrouw wat een kameel zoal eet. En vooral: waar we dat eten op de kop kunnen tikken. En nog meer vooral: hoeveel me dat zal kosten.   Mijn vrouw heeft geen antwoord op mijn prangende vragen. Ik verlaat haar op een kameel en laat dat dier de etalage van mijn vroegere botenwinkel uit schoppen. Ik weet niet of mijn vrouw één traan gelaten heeft.   We zijn nu enkele weken later en we bereiken de kust. Blijkbaar kunnen kamelen lang zonder eten en drinken. Ik niet, dus ik ben stervende. Ik jaag mijn kameel de zee in, met mezelf nog steeds geklemd tussen zijn twee bulten. Kamelen zijn slechte zwemmers. En ik heb geen kracht meer. Een boot vol nomaden passeert. Zie ik daar mijn vrouw? Of is het een fata morgana? Is zij een fata morgana? Was dat haar naam?   Mijn kameel en ik zinken naar de bodem. De wereld ligt open.

Michaël Verest
0 0

Cavia

Natuurlijk wist ik dat het een miserabel idee was, maar het was mijn idee. Van mij alleen. Dus zette ik door, ongeacht de gevolgen. Misschien had ik iets te bewijzen.   Mijn vriendin zei, 'Michaël, een caviakapsalon is geen gat in de markt.'   De inrichting was strak, spiegelachtig en roze. Ik had ook enkele radjes gekocht waarin wachtende cavia's zich konden amuseren.   Mijn vriendin zei, 'Michaël, cavia-eigenaars staan bekend om hun gierigheid.'   Ik wou caviaharen knippen aan dumpingprijzen. Ik wou de markt veroveren. Tomeloze ambitie.   Ik huurde ook een kunstenaar in die een gigantische, cartoonesque cavia op mijn etalageraam moest schilderen. Eéntje met een modern kapsel. Het was indrukwekkend.   Mijn vriendin zei, 'Michaël, ik wacht eventjes buiten.'   In de drie dagen dat mijn caviakapsalon geopend was, heb ik welgeteld één klant gehad; een oudere dame die een hoedje droeg met een voyante veer. 'Maak mijn Bibbeltje mooi!' kirde ze. Ik nam een schaar en knipte zijn oor af.   Per ongeluk.   Het dier schrok zo dat het mijn kapsalon uitrende en onder de wielen van een fiets terechtkwam. De oudere dame liep achter hem aan, riep 'Bibbeltje! Mijn liefste Bibbeltje!' Ze nam het diertje op, aaide het en leek stuk te gaan.   Ik leunde tegen de deurpost, stak een sigaret op en bedacht dat ze waarschijnlijk een eenzame weduwe was.   Mijn vriendin, die nog steeds buiten aan het wachten was, zei, 'Ik wil geen eenzame weduwe worden.'   Ik knikte, ging voor de spiegel in mijn kapsalon staan. 'Dit is voor kunst en liefde!' riep ik en knipte mijn oor af.   Ik heb het nooit meer terug gevonden.   Mijn vriendin zei, 'Sluit je caviakapsalon voor het te laat is.'   En dat heb ik gedaan. Zonder nadenken.

Michaël Verest
30 1

Cafetaria

De oude man zat aan de ontbijttafel. Hij was nog moe, wou wakker worden. Voor zich zijn kop koffie en een schaal speculaasjes. Zijn medebewoners van het rusthuis slurpten en keuvelden gezellig. Hij durfde niet. Hij wachtte. Wanneer hij dacht dat niemand op hem lette, deed hij een poging het oor van het kopje te grijpen. Zijn duim ketste erop af. Schaamte. Hij keek rond. Lette er eigenlijk wel iemand op hem? Ooit? Hij zag zijn ex-vrouw, die drie tafels verderop met haar nieuwe toyboy (de man was pas zevenenzestig) lachte en speculaasjes deelde. 'Hallo meneer! Hulp nodig?' Het leek de stem van een overenthousiaste engel. De oude man keek op, zag een jong, fleurig gezicht; pigmentvlekje in het linkeroog. Waarschijnlijk een stagiaire.'Nee, dank u mevrouw', kraste de oude man.'Onzin!' glimlachte de stagiaire, nam het kopje, en wou de oude man doen drinken.'Ik ben geen klein kind!' riep die 'Verdomme, ik ben geen klein kind!' Hij wou de stagiaire met de achterkant van zijn vlekkerige hand op de schouder slaan maar miste. Opnieuw schaamte.'Ja, hij is geen klein kind!' de ex-vrouw bemoeide zich er ook mee. Ongevraagd en luid.Nog steeds dezelfde dacht de oude man.'Maar... Maar... Ik wou helpen...' piepte de stagiaire plots heel mak.'Hij hoeft niet geholpen te worden!' brulde de ex-vrouw over alle tafels heen 'Het is waar hé. Je hoeft niet geholpen te worden, hé?''Klopt!' riep de oude man terug met een krop in zijn keel.De stagiaire ging weg, de muren van de eetzaal weerkaatsten het geroezemoes van de senioren.Langzaam stond iedereen op, begon de dag.De oude man bleef alleen achter. Een kop koude koffie en een schaal speculaasjes voor zich. Hij wou er eentje nemen.Hij greep er naast.

Michaël Verest
0 1

Ambitie & Centjes

Hans wil centjes. Hij wil Dagobert Duckgewijs in een zwembad vol biljetten duiken, daarna een sigaar opsteken; een sigaar die goedkoop geproduceerd wordt door Cubaanse kinderhandjes en verkocht in het Westen tegen woekerwinsten. Hans geeft niet om slavenarbeid. Winstmarges, die zijn belangrijk. Daarom heeft hij zich verloofd met Helena, dochter van innovatief ondernemer Willy Steenhoudt. Hans wil zich een hoge post in zijn bedrijf versieren, en een bureau waaronder een escorte kan plaatsnemen tijdens een conference call. Af en toe zou hij zijn exen opbellen, afspreken, hen oppikken met zijn blauwe lamborghini. Hij zou hen een peperdure ketting schenken, al rijdend een grondige pijpbeurt krijgen, hen terug naar huis brengen en zeggen, 'ik ben gelukkig getrouwd, dus haal je maar niet te veel in je hoofd. Ik bel je wel.' Dat type manager wil hij zijn. Maar daarvoor moet hij eerst die ring om Helena's vinger schuiven. Diner bij de toekomstige schoonfamilie. Hans zit tegenover Helena's moeder, Hélène. Hélène wrijft al de gehele tijd met haar blote voeten over zijn been, geile knipoogjes, getuite lippen. Hij voelt zich ongemakkelijk, kijkt naar Helena en Willy die druk met elkaar converseren, ze merken niets. Hij snijdt zijn rosbief, vindt er een briefje in: straks na het eten buiten roken. Hélène x Het dessert is naar binnen gewerkt, te zoet naar zijn smaak. 'Willy, mag ik een van je Cubaanse sigaren? Ik ga buiten even roken, mijn eten laten zakken.' Willy negeert hem, blijft verder praten met Helena over groeimarges, nieuwe markten, productontwikkeling. Hans neemt dan maar een sigaar die in een verguld kistje op het dressoir ligt, stapt via de veranda naar buiten de tuin in. Hans rookt, wacht, begrijpt het niet. Die Hélène is blijkbaar het type schoonmoeder die avances maakt op haar schoonzoon. Dat maakt hem verward, geil. Na tien minuten ziet hij haar silhouet in de veranda, het komt dichterbij, staat pal voor hem. De sigaar in haar mond is slecht gerold. 'Ik hou niet van dure spullen', zegt ze. 'Waarom wou je samen met me roken?' Hans wil duidelijkheid. 'Kom mee', antwoordt ze, pakt zijn hand vast, neemt hem op sleeptouw verder de tuin in. 'Je bent naïef en ambitieus. Van zulke mannen hou ik. Zulke mannen kan ik iets bijbrengen. Ofwel ben ik een cougar, wie weet. Kom, blijf staan.' Ze zet zich op haar knieën, haalt zijn lul uit zijn broek, in haar mond. Haar slecht gerolde sigaar ligt smeulend in het gras, hij smeulend in haar. Het leven kan slechter. 'Hans? Haaans?' 'Hélène?' Hans schrikt op. Hélène niet, die doet gulzig verder. Helena, Willy, ze roepen hen. Hans voelt zich niettemin gedekt door het donker, rookt verder, het oplichtende uiteinde van mijn sigaar kun je vanaf de veranda niet zien, denkt hij. Hij aait over Hélènes hoofd, 'braaf meisje, braaf'. De ontlading is nabij, haar tong kronkelt aanstekelijk, Hans trilt op zijn benen, ogen tot spleetjes, hoofd achteruit, zijn pik wordt harder, klaar om te SPOTLIGHT in haar gezicht. In zijn gezicht. De spotlampen die aan de buitenkant van de veranda hangen schijnen in zijn ogen, Helena en Willy komen doorheen dansende witte stipjes dichterbij, 'wat gebeurt hier'?' Hij valt flauw. Hans wil nog steeds centjes. Het zal moeilijker worden nu Helena de verloving verbroken heeft, maar hij houdt de moed erin, met het afschuimen van Rotaryfeestjes en whiskey. Hij heeft er wat voor over. Half drie zaterdagnacht, er wordt aangebeld. Hij doet open, schrikt, Hélène met twee koffers, 'Hans, ik moest naar je toe. Willy is weggegaan. Eindelijk. Mag ik blijven slapen? Zonder te slapen?' Hans twijfelt, kijkt naar haar borsten. Ze zien er goed uit voor die leeftijd. Ervaren knakkers. Maar deze vrouw brengt geen geld in het laatje, geen netwerk, huisvrouwtje met pijpmond. Handig wanneer je centjes hebt, onhandig wanneer je ze nog moet verdienen. Plotse wolkbreuk, ze smeekt om binnen te komen. Om te komen. Hier draait het niet om, denkt Hans, het draait om centjes, winstmarges, productontwikkeling. Hij slaat de deur dicht, het is genoeg geweest. Tijd om aan zichzelf te denken. Twee weken later, zevenuurjournaal. Schandaal. Een gescheiden adellijke dame heeft een escortebureau met exclusieve gigolo's opgericht, de rest van haar bedrijven heeft ze verkocht. Haar ex, Willy S., zit aan de grond. Haar dochter H komt in beeld, ze heeft beschutting gezocht achter een wazig beeld en een diepe stem. Ze verklaart dat haar vroegere verloofde schuldig is aan dit familiedrama. Hélène de Beaumauvais d'Escopalle wordt afgeschilderd als een gewetenloze manipulator, mannenverslindster, zakenvrouw. Hans veert op uit zijn zetel, zet de laptop aan, googelt ' Hélène de Beaumauvais d'Escopalle'. Onmiddellijk haar website: Gigolo à GoGo. Het ziet er professioneel uit, ambitieus. Hij hoeft niet lang na te denken, belt de nummer op de website, herkent haar stem, 'Hallo, Gigolo à GoGo, met wie kan ik u opgeilen?' 'Ik ben het.' 'Zo zo. Je hebt blijkbaar het nieuws gezien?' 'Ja.' 'Waarom bel je me?' 'Hoe gaat het?' 'Bel je daarom? Jongen toch, wees eens eerlijk. Wat wil je van me?' Op het nieuws de zoveelste Syrische vluchteling. 'Ik heb ambitie, wat heb jij?' Hij wil zelfzeker klinken, volwassen, geen jongen meer. 'Ik vroeg niet wat je hebt. Ik vroeg wat je wil.' Hij laat het los, alles, eerlijk, 'ik wil centjes.' 'Echt? Wil je centjes? Dan kunnen we praten, jongen.'

Michaël Verest
0 0

Marjolijntje

Toen de rechter het vonnis velde – levenslange opsluiting – kon ik maar aan een iemand denken: mijn dertienjarige buurmeisje. Marjolijntje heette ze. Snoezig ding. Wanneer de zon nog maar kwam piepen ravotte ze op straat; touwtjespringen met haar vriendinnetjes, waterballonnengevecht houden met haar vriendjes. Wanneer ze alleen was, tekende ze op het asfalt vakjes en figuurtjes om hinkstapsprong te spelen. En wanneer ze écht alleen was, stelde ze zich voor dat die vakjes en figuurtjes een landingsplaats voor ufo's waren. Dan legde ze er bloemen naast ter verwelkoming van de marsmannetjes. Ze blies belletjes en smeekte om snoep. Ze speelde soms te enthousiast en wanneer ze viel, kleefde mama een pleister op haar gehavende knie, samen met een kusje. In haar ogen zag je een dartel universum van geurig geluk dat steeds in bloei stond.   Haar familie hield van haar, ik hield van haar, de buurt hield van haar. Ruben hield niet van haar en maakte haar zwanger op haar dertiende.   Haar mama stond wenend aan mijn deur; gebroken, verscheurd, wondermooi als altijd. Ze begreep niet hoe het zover had kunnen komen. Ze had haar dochter toch goed opgevoed? 'Die Ruben kan het goed uitleggen en Marjolijntje weet niet goed wat ze gedaan heeft.' Ik kon haar niet vertellen dat Marjolijntje waarschijnlijk heel goed wist wat ze gedaan had, dus ik antwoordde, 'Jongens zijn testosteron op die leeftijd. Geile klootzakjes.' Ik verzocht haar binnen te komen om verder te praten, maar dat wou ze niet. 'Geen tweede keer', zei ze.   De hele buurt sprak er schande over. Tienerzwangerschappen zijn voor marginale sletjes zonder vaderfiguur. Gepolijste karaktertjes zoals ons Marjolijntje doen niet mee aan die viezigheid, dachten ze. Marjolijntje kreeg geen snoep meer. Marginale sletjes halen hun lekkers wel ergens anders. De eerste drie maanden van haar zwangerschap was ze nergens te zien. Werd ze binnengehouden omdat mama de buurt niet wou opzadelen met plaatsvervangende schaamte? Of waren er complicaties? Ik moest het weten. Ik belde aan. Ze was alleen thuis. 'Dag meneer, kom je naar mijn dikke ballon kijken?' Ze droeg een kort T-shirtje dat net haar borstjes bedekte. Onder die borstjes een platte buik met in het midden een navel waaruit een navelstreng tevoorschijn kwam. Aan het uiteinde van die navelstreng zat een ballon bevestigd; een dikke zwevende ballon waarin een foetus groeide. Het was bizar en afzichtelijk en kinderlijk mooi. Ze liet me binnen. Wanneer we door de lage deuropening naar de woonkamer liepen, moest ze haar navelstreng vasthouden en het ballonnetje wat naar beneden trekken. Een moederkloek beschermt altijd.   We gingen zitten. Een ongemakkelijke stilte volgde, een stilte die ze vulde met koffie voor haar gast. Ik wou haar vragen waarom ze die Ruben met zijn vuile poten had toegelaten, maar dat antwoord was niet moeilijk te raden en ik wou niet dat ze me een dommerik vond die met een belerend vingertje in het ijle zwaaide. Ik vroeg dan maar, 'Wordt het een jongen of een meisje?' 'Dat zullen we binnen een maand zelf kunnen zien. Mijn ballonnetje is doorschijnend, of had u dat nog niet gezien, meneer?' Intelligent ding. Net als haar moeder. Natuurlijk had ik gezien dat haar ballonnetje doorzichtig was. Die smalltalk was niets voor haar. Voor mij ook niet trouwens, anders zou ze mijn poging tot niet gemerkt hebben. 'Ben je gelukkig?' 'Ja! Ruben wil er ook voor zorgen. Met twee lukt het ons wel. Met drie eigenlijk. Mama gaat ook haar best doen. Denk ik.' Ik dronk mijn koffie op, wenste haar het beste met de zwangerschap, aaide over haar ballonnetje hoewel het ding dat erin groeide me lelijk aankeek en vertrok. Kon ik haar zeggen dat Ruben er niet voor zou zorgen, dat ze er uiteindelijk alleen voor zou staan, net als haar moeder?   Twee maanden daarna zag ik haar opnieuw buitenspelen, opnieuw figuurtjes op het asfalt tekenen, opnieuw de marsmannetjes begroeten. Alleen ging het hinkstapspringen wat trager, lomer. De foetus was flink gegroeid; het ballonnetje leek op ontploffen te staan. Wanneer de andere kinderen in de straat erover wouden wrijven, trok ze haar navelstreng naar beneden en hield het ballonnetje tegen haar linkerwang. De ouders van de buurt riepen hun kroost naar binnen: 'Laat ze maar met rust of jullie groeien ook een ballon!' Marjolijntje stond alleen op straat. Ze hield haar navelstreng goed vast, want er was een sterke wind opgestoken die met haar ballonnetje dartel danste.   Toen ze acht maanden zwanger was, zat Marjolijntje in mijn keuken te wenen en haar zondvloed aan tranen erodeerden de keukentafel. Rubens moeder had ontkend dat haar zoon Marjolijntje zwanger had gemaakt. Een vaderschapstest was uit den boze; geen verantwoordelijkheid die halfslachtig kon opgenomen worden. Ze kon geen woord uitbrengen en ik stak een sigaret op. 'Marjolijntje toch. Het komt allemaal goed. Je zal er niet alleen voor staan. Je moeder zal er ook voor zorgen en ik wil helpen. Wat denk je?' Maar het zou niet goed komen en ze zou er wel alleen voor staan. Opnieuw moest ik liegen tegen een zwanger meisje, maar deze keer viel het me zwaarder. Het ongeboren kind in haar ballonnetje mocht niet hetzelfde meemaken als de moeder. Ik trok van mijn sigaret, keek ernaar terwijl de rook zich rond mijn vinger krulde. Ik trok opnieuw. Ik keek naar het ballonnetje. Mijn handen jeukten, Marjolijntje huilde. Ik trok voor de laatste keer. Marjolijntje was te druk bezig met haar verdriet om te zien wat ik deed.   Paf.   Een ballonnetje is niet sterker dan het uiteinde van een brandende sigaret.   De tijd maakt zigzaggende hinkstapsprongen op de gevangenisvloer. Als babymoordenaar kun je niet op het begrip van verkrachters en overvallers rekenen en de isoleercel in mijn hoofd begint langzaamaan vorm te krijgen: een ballon waarin mijn hersenen drijven en waarvan ik hoop dat hij ooit door Marjolijntje wordt vastgehouden.   Ik zie een baby op een bedje van ballonschilfers liggen, sigaret in het kleine handje. Het staart me aan en ik staar terug. Het krijtje in mijn hand weegt loodzwaar. 'Doe maar, laat de ufo's landen', lijkt de baby te denken. Ik buk me en teken een figuur op de vloer terwijl het geluid van spelende kinderen door de kamer dartelt. Het is Marjolijntje die ik teken. De baby staat op, komt naast mij staan, trekt van de sigaret, ik kleur Marjolijntje in, het trekt voor de laatste keer van de sigaret, Marjolijntje komt tot leven...   Paf.

Michaël Verest
8 0

Opleiding

Basiscursus Schrijfzolder, Gent

Publicaties

Prijzen