Wellicht moet ik me bij de jongeman van de supermarkt verontschuldigen over wat er op carnavalszondag aan de kassa gebeurde. Het begon al met het slechte weer. Terwijl het de week voordien nog ‘kortebroekenweer’ was, stonden met carnaval de hemelsluizen open. Ondanks de regen stapten we net voor de middag naar de supermarkt. We waren er de dag voordien al geweest, maar je kent dat, er is altijd iets dat je vergeet. Ik zeg wel eens dat ze me daar missen als ik er een dag niet geweest bent. "We hebben de Rudi vandaag nog niet gezien. Hij zal toch niet ziek zijn?"
We stapten naar de supermarkt met een paraplu en een tasje om de boodschappen in te doen. "Met deze ‘buil’ denken de mensen dat we al karamellen gaan rapen met carnaval", zei ik lachend. Een 'buil' betekent in ons dorp zoveel als een draagtasje. Het is kort voor een ‘buidel’. Met het hondenweer waren we blij dat we in de supermarkt arriveerden. Daar hadden we snel meer winkelspullen ingeladen dan voorzien en bleek ons tasje bij het afrekenen niet groot genoeg te zijn. "Heb je misschien nog een buil?" vroeg ik de jongeman aan de kassa. Hij wreef over zijn hoofd om te voelen of er daadwerkelijk een buil op zijn voorhoofd stond. “Of ik wat heb?” vroeg hij. Ik meende aan te vullen met “een zak”, maar mijn vrouw gaf me een stomp op mijn arm en antwoordde gelukkig met: “Of u nog een tasje voor ons hebt?”
Na ons bezoek aan de supermarkt gingen we een koffie drinken. Terwijl ik van de koffie nipte, arriveerden de eerste carnavalisten. Een man in een astronautenpak verzette aardig wat pintjes. "Van dat drinken moet je toch veel naar het toilet”, zei ik tegen de cafébaas. “Dat zal niet gemakkelijk zijn met zo’n kostuum.” “Nee”, antwoordde hij. “En Neil Armstrong heeft precies geen ritssluiting.” “Och”, zei ik. “Misschien hebben ze daarvoor in hun kostuum wel een buil hangen.”