De buitenlander

15 okt 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Tijdens de treinrit besefte Mont dat dit wel eens de laatste keer kon zijn. Met vrouw en tienerdochters naar de zoo. Dergelijke voorstellen zouden voortaan stoten op puberale pruilsessies achter gebarricadeerde deuren. Van hun dochters, uiteraard.

In de treinzetels achter hem en zijn vrouw blaften twee mannenpubers hun vroegtijdig seksuele ervaringen heen en weer. Vermoedelijk waren ze opgevoed door ouders die elk product van hun nageslacht inkaderen, en hadden ze als kind nooit eens een goede tik gehad. Hij kon hun ongestrafte puisten haast proeven in de weeë lucht van deze zaterdagochtendtrein.

Terwijl zijn dochters gedachteloos de tekst van een vrouwonterend lied meelipten, las zijn vrouw een boek dat hijzelf als seksistisch zou bestempelen. Eventjes raakte ze zachtjes zijn been aan. Dat kalmeerde hem. Plots voelde de dromerige zon erg aangenaam op zijn koude huid. Hopelijk, als hij maar een goede vader speelde, kwam alles gewoon goed.

______________

Zelfs de wc van de zoo rook naar dierenmest. Met de tickets in zijn vers opgetrokken achterzak stapte hij naar buiten, maar zijn gezin was nergens te bespeuren. Een grijzige angst begon onder zijn sternum te knellen. Zijn familie kwijt, net als twintig jaar geleden, toen hij werd getroffen door kleurenblindheid. Toen hij Polly leerde kennen.

Ongerust liep de kale man, begin veertig, ooit blond-rossig, tussen de andere bezoekers waarvan iedereen een gezond grijze haardos had.

Primaten… geef haar een park vol dieren en ze kiest diegenen uit die het meest op onze soort lijken.

‘Daar ben je,’ lachte Polly. ‘Ona en Shau zijn bij de reptielen, in de Dahakatuin.’

Mont lachte flauw terug. ‘Had je nu echt niet op me kunnen wachten, ik heb-’

Polly praatte over zijn zin heen. Zoals vele mensen in dit land. Alsof hij niet bestond. ‘De meisjes konden niet wachten om de zwammen te bezichtigen, seizoen van de Marasmius Oreades, weet je nog? En bovendien- denk je dat die aapjes in hun kooi daar wachten op elke aapje dat achterblijft?’ zei ze minachtend.

Mont had geleerd zijn repliek te laten wegsijpelen. Enkele chimpansees kwamen naar het venster toe en keken nieuwsgierig naar het veertigjarige koppel. Mont wees: ‘Je bedoelt die copulerende primaten daar?’

Ze tuitte haar lippen en raakte zacht Monts arm aan. Hij voelde zich plots uitgelaten.

Polly legde even het bandje in haar haren terug goed. ‘Je blijft ze primaten noemen. Alsof je dat erg belangrijk vindt.’

‘Als er één soort is naar wie ik juist wil verwijzen, is het wel die waar wij het dichtst bij staan als mens.’

‘Wij?’ vroeg Polly ironisch en ze stapte dicht tegen Mont aan en ademende warm in zijn oor. ‘Zeg dan eens, hoe lijken “wij” dan op die aapjes?’

Ze was zo dichtbij dat hij maar één soort voorbeeld kon geven. ‘Wel, om ruzies op te lossen gebruiken ze seks…’

‘Net zoals wij, schat.’ Ze duwde haar heupen hard tegen hem aan.

Plots galmden de stemmen van hun dochters. ‘Kijk, ze vechten!’

Het copulerende koppel was opgebroken door een andere belanghebbende die nu zijn rechten liet gelden met ontblote tanden en bruut geweld. Dit zou volk trekken. Mensen houden van brood en spelen.

Maar de andere bezoekers liepen nauwelijks geïnteresseerd door. Wel kwam er een opzichter met een geweer, die zonder aarzelen met loden munitie de primaat doodschoot die zonet nog aan het copuleren was geweest. Het vrouwtje krijste en was duidelijk overstuur.

Polly knikte en zei belerend tegen haar kinderen. ‘Dit is wat er gebeurt als een aapje niet meer in de groep past. De andere aapjes bijten hem dood. Maar soms kunnen de aapjes het zelf niet oplossen, en voert iemand anders de straf uit.’

Shau zag er bleekjes uit en was aan het wenen. ‘Maar het zijn primaten, net als wij! Wat die opzichter deed was toch niet menselijk, papa?’

Meteen beet Ona: ‘Het zijn maar beesten, toch?’

Mont troostte Shau in zijn armen en kreeg daarop een nijpende blik van zijn vrouw. Het deed haar, heel eventjes, ouder lijken dan twintig jaar geleden.

_________________________

De week erop broeiden de spanningen thuis in een nest van hete angels. De tirades van zijn tienerfeeksen waren onaangenaam, maar verbleekten bij de doodgezwegen wonde die etterde in het hart van het gezin.

Ze waren gestopt met praten en negeerden elkaars gezicht. Polly mijdde elke aanraking, en elke avond ging ze het huis uit, stilzwijgend, naar mannen of vrouwen die hij misschien kende, zoals wel vaker gebeurde. Maar deze week merkte hij een geur op als ze thuiskwam. De geur van andere mannen.

Het was intussen een week na het bezoek aan de zoo. Shau en Ona waren gaan paardrijden. Polly nam haar jas al om het huis te ontvluchten, maar deze keer hield Mont haar tegen. ‘Polly, we moeten praten. Heb- heb jij seks met iemand anders?’

‘Ja,’ zei ze droog. ‘Natuurlijk.’

Mont voelde een drukgolf, plat in zijn gezicht. Hij moest gaan zitten. ‘Zeg dat dit niet waar is.’

‘Natuurlijk is dit waar.’

‘Maar je bent mijn vrouw… een fysieke affaire?!’

‘Mont, mijn aapje, je ontbloot je tanden weer.’

Zijn handen tot witte vuisten gebald. ‘Hoe lang?’

‘Al altijd. Maar de laatste week, meer,’ zei ze dit keer fronsend. ‘Mont, ik weet niet wat ik moet zeggen, je had nooit zo lang mogen blijven. Ik dacht dat je je zou kunnen aanpassen aan onze cultuur. Heb jij me dan nooit fysiek bedrogen, Mont? Zelfs niet één keer?’ Ze zei het haast smekend.

Mont zat er geslagen bij.

Polly schudde haar hoofd. ‘Je zal je moeten aanpassen, Mont. Ik wil niet langer met een aapje getrouwd zijn.’

___________________________________________

Met dichtgenepen billen en in zijn hand de losse leiband van zijn trouwe hond die verderop in het veld zijn gevoeg deed, keek Mont omhoog naar de sterren op deze donkere avond. Toen hij ze vroeger met zijn grootvader had bestudeerd, stonden die sterren nog anders. Het was erg lang geleden dat hij zijn familie nog had gezien en de herinneringen aan hen waren meestal vaag.

Langs het wegje in dit veld was het zwart door het gebrek aan licht, waardoor de warme schijnsels van de vreemd gebouwde huizen rondom het veld nog aantrekkelijker leken. Volgens Polly speelde ook in die huizen iedereen het spel mee. Wees elkaar trouw met anderen. Ze had het hem nu voor het eerst duidelijk uitgelegd.

En Polly had gelijk. Toen ze hem het huwelijkscontract had laten nalezen eerder die avond, had ze gewezen op de kleine lettertjes ergens onderaan.

                  *Echtgenoten zijn uitsluitend trouw aan elkaar door fysiek verbonden te zijn met anderen.

Al die warme lichten brandden blijkbaar niet alleen voor de bewoners, maar ook voor mogelijke bezoekers. En of er nog zo’n mensen als hij waren, was hij zo stom geweest te vragen. Er waren er zeker, had ze gezegd, maar de meesten bleven niet in onze cultuur.

Het leek haast waarschuwend, hoe ze had gefluisterd: “Sommigen gedroegen zich als aapjes en gingen snel weg. Anderen… wilden niet weg, maar moesten toch weg”. Het was één van die cryptische omschrijvingen waar hij stilaan aan gewend geraakt was sinds hij naar Polly’s streek was verhuisd. Maar gemakkelijk was het nog steeds niet.

Hij wandelde naar de straat toe en riep zijn hond, wiens natte vacht vettig aanvoelde als hij erover wreef. Enkele voorbijgangers keken nieuwsgierig naar het beestje. Hier had niemand een hond, en het was de trouw van het beestje wat hij erg gemist had in het begin, na de verhuis naar dit land. Hij glimlachte bij de herinnering, toen Polly hem had meegenomen toen ze was gaan paardrijden in het bos. Mont had hem een naam willen geven, maar volgens Polly had het al één: Hont.

Niemand op straat, in deze natte streek die rook naar bos en paarden, waar de huizen hun licht uitnodigend naar buiten toe brandden. Hont stopte bij de volgende voortuin om de zoveelste druppel uit zijn lijf te persen. En beetje bij beetje, ontspande Mont zijn nijpende billen.

_____________________________________________________

Terwijl de taxushagen hem giftig leken toe te wuiven op de oprit, snokte Mont aan de leiband om duidelijk te maken dat het wandelen gedaan was. De trouw van Hont gaf hem een machtig gevoel. Het was de soort relatie die hij gemakkelijk kon vatten.

Zijn huis baadde in het warme licht. Uitnodigend, maar blijkbaar niet alleen voor hem. Hij deed de deur open en stootte tegen Polly.

‘Je bent niet weg?’ mompelde hij verrast. Hij duwde zich langs zijn vrouw, maakte de hond los, en vulde een bakje met water. Hij schonk zichzelf ook iets in. ‘Waar zijn Shau en Ona?’

‘Nog aan de stallen.’ Ze kwam naar hem toe en raakte hem aan. De eerste keer in een week. Hij voelde zich plots opgelucht. ‘Mont… ik kan er toch ook niet aan doen dat je niet op de hoogte was… ik dacht dat je in jouw land geleerd had over de Mab en haar wetten.’

‘Hoe kunnen mensen een andere cultuur leren als er zoveel zaken van die cultuur verzwegen worden? Geografie hebben we geleerd, en taal. Maar dit? Dit… overspel? Nee.’

‘Al twintig jaar ben je hier, en niemand heeft je ooit signalen gegeven om te…?’ vroeg Polly.

Mont zei beschaamd: ‘Ja, dat wel, maar ik heb nooit… seks gehad met hen. Jij bent de enige… Ik weet het niet meer. Zeg het me dan, Polly, wat kan ik doen?’

‘Wil je bij je gezin blijven?’ vroeg ze en ze aaide zijn nek.

Hij knikte.

Plots greep ze zijn kruis hard vast en zei verbeten: ‘Doe dan wat er in je huwelijkscontract staat.’

__________________________________________________________________________

Elf maanden later hadden Monts pogingen om zijn huwelijk na te leven hem in de rechtzaal doen belanden. Die was niet zo pompeus en met goud belegd als hij zich had voorgesteld. De plantentekeningen in het behang op de muren, grijze tongen met grijze vogels, grijze paarden met grijsgehaarde ruiters, toverden de macht van de zaal eerder in een mistig bos.

Hij keek naar achteren en zag hoe de zaal uit haar voegen barstte van de toeschouwers. Als een aapje in de zoo, onder hun vizier. Polly zat er ook. Hij wuifde flauwtjes naar haar, maar kreeg enkel een opgetrokken mondhoek terug.

De middenste van de elf rechters droeg een grijze pruik met oude oren door. Zijn neus was paarsgeaderd. ‘Beklaagde, u mag rechtstaan.’

Hij keek met gespitste ogen over zijn bril heen. ‘Schuldig aan actieve weigering van deelname in taken van een getrouwd gemeenschapslid. Pleit?’

Monts advocaat sprak geconditioneerd: ‘Schuldig met inbegrip van jarenlange onwetendheid inzake impliciete wetgeving van deelname aan overspel. De verdediging vraagt behoud huwelijk.’

De rechter keek naar zijn vrouwelijke collega links van hem. Zij sprak met kenmerkend schrille stem: ‘Er is een tweede klacht. Openbare aanklager pleit schuldig aan fraude. Voor illegale poging tot schijnoverspel, vragen wij, als voorbeeld voor de maatschappij, levenslang!’

Mont fluisterde gespannen: ‘Meester, wat is dit? Zie je wel dat ik niet had mogen bekennen! Ik wil niet naar de gevangenis!’

De meester bedaarde Mont, rechtte zijn rug en sprak: ‘Omdat de beklaagde geen eerdere feiten heeft gepleegd, vragen wij een alternatieve straf, meneer de rechter.’

De ijzige vrouw brak in schelden uit en richtte zich naar de rechters. ‘U ziet het toch? De schande aan de Mab is te groot. Als levenslang niet kan, is verbanning het enige mogelijke alternatief.’

Maar enkele rechters mompelden dat dit inderdaad de beklaagde zijn eerste feit was.

De rechter met de paarsgeaderde neus wendde zich tot Mont: ‘Illegale activiteiten, meneer… dat is niet niks. Wat deed u dan in die zaak van slechte reputatie?’

Mont zuchtte. ‘Ik wilde mijn huwelijk redden.’

De schrille stem daverde door de zaal: ‘Uw huwelijk redden, meneer, doet u door te doen wat in de Mab staat geschreven op zo’n impliciete manier dat wij dit niet letterlijk kunnen citeren, en wat niemand in deze zaal met ook maar de minste citering mag uitdragen, op straffe van verbanning! Maar neen, meneer deed dat niet! Neen, meneer ging naar een zaak van slechte reputatie!’

Mont porde zijn meester in de zij en die verdedigde: ‘M-mijn client, waarde rechter, heeft wel pogingen ondernomen om zich aan te passen aan de in zijn ogen vreemde impliciete regels van onze cultuur. Ik citeer mijn client als ik zeg dat er voor hem plots een nieuwe deur openging.’ Goedkeurend knikje van Mont. ‘Mevrouw de aanklager, mijn client heeft voor hem tegennatuurlijke pogingen ondernomen, in overleg met zijn vrouw, om het huwelijkscontract na te leven.’

De mannelijke rechter las goedkeurend voor: ‘Pogingen met buurvrouwen, klanten, vriendinnen en familie van vrouw, collega’s,… Dat lijkt er al meer op. Meneer, over hoeveel vrouwen gaat het hier?’

Schoorvoetend zei Mont: ‘Net geen elf, maar ik kon nooit fysiek… begrijpt u dan echt niet…? Mijn vrouw is… is mijn ware liefde! En zij zal ook altijd mijn enige fysieke liefde zijn.’

De meester trok zijn schouders op en siste. ‘Mont, wat had ik gezegd, geen liefdesverklaringen!’

Geroep en geschreeuw in de zaal. Rumoer. De banken kletsten hun hout op de stenen vloeren. De deuren zwaaiden dicht. De rechter sloeg meermaals met zijn hamer tot orde. De schande was te veel geworden voor sommigen in de zaal en zij hadden de zoo verlaten.

De rechter wuifde flauwtjes met zijn hamer. ‘Mag ik u vragen, meneer, dergelijke ziekmakende verklaringen niet meer te herhalen of ik kan uw veiligheid niet garanderen.’

De openbare aanklager kwam tussen. ‘Wat de beklaagde durft te zeggen, gaat in tegen het hart van onze maatschappij. Als mensen hun liefde niet meer delen, als bijen slechts één bloem bestuiven, dan wordt fauna én flora ziek.’

Mont keek smachtend naar de zaal. Waar zijn vrouw eerder zat, was nu een leegte. Ook voor haar moet de publieke verklaring te veel geweest zijn. Mont besefte nu dat hij zijn laatste kans had verspeeld.

Weer die schrille stem. ‘Meneer! Kijk me aan als ik tegen u spreek. Waarom ging u naar die illegale zaak? Antwoord!’

Mont zuchtte. ‘Omdat ik nooit overspel zal kunnen plegen, mevrouw. En het enige dat me kon helpen waren de diensten van die onderneming. Ik kocht…’ Voorzichtig keek hij in de zaal achter zich. Dit zou stof doen oplaaien. ‘Ik kocht geruchten van overspel zonder het echt te plegen.’

Hout op steen. Hamer in het rond. Dichtgegooide deuren. Een advocaat die driest nee schudde.

En uiteindelijk, een vonnis door grijze pruiken.

‘Verbannen! Met ingang van morgen, bent u verplicht onze wereld te verlaten binnen de termijn van zeven zonsondergangen. U gaat in culturele quarantaine totdat het eerste schip vertrekt.’

Een zachte knik van een geslagen man.

‘Ik hoop u hier nooit meer terug te zien. Tot nooit, meneer.’ De hamer dreunde neer als de slag van een geweer.

__________________________________________________________________________________

Nadat hij de praktische zaken met de balie had geregeld, was hij onder toezicht van een wethouder van de Mab naar huis gekeerd om kort afscheid te nemen van zijn gezin en om Hont op te halen.

Zijn vrouw had hem kil begroet met zijn twee dochters in haar armen. Ona had hem niet sneller dag kunnen zeggen, alsof hij een zieke primaat was die geliquideerd moest worden. Maar Shau wou met hem meegaan. Een lichtpunt. Zijn hele leven en gezin achterlaten, het leek te moeilijk. En toen Polly meteen had toegestemd met Shaus vertrek, besefte Mont dat zij haar spullen al had gepakt. Nog nooit had hij zo snel afscheid genomen in zijn eigen huis. Daarop had de wethouder Mont en Shau naar de haven begeleid, waar ze in culturele quarantaine zouden verblijven tot het eerste schip.

Twee maanden zou de zeereis duren, doorheen golven en verpletterende afstand. De eerste dagen waren moeilijk geweest. Hij had zijn vrouw en Ona enorm gemist, maar was dankbaar dat Shau mee was gekomen, ook al weende ze veel in het begin. Hij voelde zich dan ook schuldig, omdat hij haar had geamputeerd van het netwerk waarin zij zich met haar ziel geweven voelde als een paddestoel in het bos. Maar hoe langer hij wegvaarde van het eiland, hoe moeilijker hij het had, niet met het gemis, maar met het herinneren waarom, en zelfs wat, hij miste. Het leek alsof hij jaren onder een donkere wolk had geleefd en dat hij nu pas kon nadenken dankzij de vloed aan frisse zeelucht.

Over zijn scheepsgenoten had hij zich aanvankelijk zorgen gemaakt: gevangenen, gehandicapten, zwervers, rasechte criminelen, waaghalzen, extremisten van allerlei, … Maar vreemd genoeg, en dit kwam misschien doordat hij een nieuwe uitweg zocht voor zijn hart vol doelloze liefde, leek het wel alsof hij deze mensen beter begreep. Ze waren allemaal gevangenen hier. Lotgenoten. Verbannen.

Het was een groot schip, en toen hij op een keer met Hont over het dek liep, werd hij aangesproken door enkele mensen uit zijn vaderland die al jaren geen hond meer hadden gezien. Eindelijk kon hij zijn taal terug spreken, met de vertrouwde gebaren uit zijn moedercultuur.

Met een week vertraging kwamen ze uiteindelijk aan op de bestemming waarover in Polly’s cultuur werd gesproken met rillingen in stem en rug. Een plaats waar een samenleving was ontstaan zonder het wakend oog van rechters met pruiken en wetboeken van de Mab.

Maar lang zouden ze er niet blijven. Na enkele weken reisde hij door naar zijn geboorteland, samen met de mensen van zijn moedercultuur die hij had leren kennen op het schip.

_________________________________________________________________________________________________________________

Een jaar later bevond Mont zich terug in zijn geboorteland en had hij er zo’n succesvolle winkel gestart dat verschillende families in het dorp hem nu huwelijksvoorstellen deden.

Zo zat Mont enkele maanden later in het raadshuis. Vandaag zou hij trouwen volgens de regels van zijn cultuur. Zoals het hoort. Normaal.

Maar voor hij het huwelijkscontract tekende, las hij deze keer aandachtig de kleine letters.

                  *De man zal trouw zijn aan zijn partner, door trouw te zijn aan zeven vrouwen, waarvan hij slechts met één fysiek verbonden is.

Tevreden gaf Mont de pen door, aan zijn zeven nieuwe vrouwen.

 

 

 

 

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

15 okt 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket