Wee oh heil de burgerman
En noem niet paars wat lila is!
Hij draagt, ge-draagt een das nietwaar?
Het is maar dat zijn das hem draagt, (hij draagt, hij draagt een das maar waar?)
gespijkerd aan zijn dromenraam
—zelfs miskraam naar zijn dood!
Wee oh wee de burgerman
Egalen zijn het — allemaal-
en zijn het. Veins het?
Wee oh wee ’t is burgerban,
het mag niet meer
— de duivel kakt omhoog!
Opritsjnina nu,
oпричнина нy
(want wij zijn de kosmpolieten en kennen Araktsjejev de enige nog)
[Addendum vóór de burgerban
*op fluistertoon*]
Dialoog overhoord na de uren:
’t Is paars meneer.
Zijn das?
Nee die niet nee
Oké, dat zal voor morgen zijn.
Oké
Oké
Oké
Oké