De Crémant dik verdiend

1 jul. 2020 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Strijdlust in de Vogezen –Verslag van een driedaagse op 27,28 en 29 augustus 2011

 

 

De CREMANT dik verdiend

 

 

Het echte vertrek is zoals gewoonlijk voorzien aan de Mussepi in Katelijne. Fred heeft deze keer nog theoretisch examen van de scheidsrechterlijke kunsten en laat omstreeks 11.30h weten dat hij pas rond de klok van enen zal arriveren. Nerveus rij ik richting Berlaar waar Luc mij reeds opwacht en zijn blauwe DIAMANT naast mijn rode SPEZIALIZED op de fietsendrager achteraan mijn Peugeot 5008 monteert. We hebben nog even de tijd en halen in LIER nog een allergiepilletje op in de wetenschap dat wij veteranen zijn, die niet alleen vechten tegen verouderde spieren maar ook tegen kleine kwaaltjes. We stomen nu richting Katelijne en aangekomen doet Fred de deur open. Hij ploft zich op de enige beschikbare zetel achteraan en weg zijn we want het is nu 13.15h en we moeten ons in de buurt van Gérardmer aanmelden voor 19.00h om zondag rustig de start te kunnen nemen. We voorzien 460 km om tot daar te komen en omdat we geen enkele lange stop nemen arriveren we ook aan het bekende meer rond 18.00h, maar we moeten nu wel de plek vinden waar laatkomers zich nog kunnen aanmelden want de inschrijving werd eerder via het web gedaan.  Luc zit aan het stuur en we zien reeds borden van de organisatie met daarop “DEPART” en “ARRIVEE” maar de plaats van afspraak vinden dat is andere koek. Na wat ronddwalen vragen we een “oudere plaatselijke schone” om raad en wijst ons de weg naar het zogenaamde OCDVL, wat blijkbaar gans boven op een steil stuk voorbij de aankomstreep gevestigd is. Daar worden we vriendelijk ontvangen en krijg ik mijn eerder toegezonden bankcheque ongeschonden terug en betaal als compensatie in contanten het inschrijvingsgeld. Tevens leveren we onze medische attesten af als blijk van fysieke paraatheid. We hadden in feite nog een verkenning voorzien van de Col de la Schlucht maar gezien we tegen de klok van zeven lopen besluiten we hotel LA GRANDE CASCADE op te zoeken. Daar parkeren we onze auto in de lager gelegen parkeergarage waar ook onze fietsen veilig staan, maar we laten ze onberoerd op de fietsendrager want de garage gaat met het vallen van de avond  gewoon dicht. Het geeft een goed gevoel terug te komen naar een plek waar ik samen met Luc in 2005 drie dagen verbleef en een memorabele tocht langs de Route des Cretes maakte.   

We hebben een kamer geboekt voor drie, kwestie van sfeerschepping, maar ook om geldverspilling tegen te gaan. Het tweepersoonsbed is opgemaakt voor de ‘leader of the pack’ en er zijn nog twee eenpersoonsbedden voorzien die Luc en Fred innemen. Er zit niets anders op dan het avondmaal te nuttigen in het restaurant van het hotel wat de hotelbaas het ‘restaurant panoramique’ noemt want het geeft uit op een wondermooi natuurspektakel.  Om krachten op te doen voor de dag die komt kiezen we allen voor een “entrecote maitre d’hotel”, maar de fritten laat ondergetekende in de keuken, want ofschoon wij deze keer opteren voor 90 km i.p.v. de lange en slopende “Ballons Vosgiens” van 155 km heeft onze ervaring geleerd een dergelijke opdracht vooral niet te onderschatten want deze keer willen we in één ruk naar de eindstreep rijden en dit binnen de voorziene tijdslimiet.

Een toetje kan er nog wel bij want tenslotte worden er morgen duizenden calorieën verbrand; daarom bestellen we ook alle drie een ijsdessert en hou het zelf bij drie bollen met verse slagroom. Luc en Fred dronken tijdens de maaltijd een Pelforth Brune; ikzelf beperk mij tot een glas Pinot Noir, waar ik van hoopte goed te slapen, maar dat valt tegen want het grote bed wat blijkbaar voor mij gereserveerd was lag niet al te best en tijdens de nacht werd ik diverse keren wakker, maar vanaf ik het prille zonlicht door de rolluiken zie gluren verlang ik naar de fiets. Het ontbijt staat voor de ‘coureurs’ klaar in een aparte ruimte naast het eigenlijke restaurant, heel eenvoudig omdat het officiële ontbijt pas start om acht uur en dat is wat laat om het voedsel nog fatsoenlijk te verteren voor de start. Ondanks de slechte nacht maak ik mij met spoed klaar om rustig te kunnen ontbijten maar dat verloopt wat chaotisch want de warme drank dient getapt te worden in een aanpalend zaaltje, niet uit een vat maar wel uit een koffiezetapparaat waarin alles chemisch geprepareerd wordt. Uit voorzichtigheid neem ik een chocolademelk

en eet ik kleine croissantjes en koffiekoekjes, alsook een yoghurtje. Luc gaat mij min of meer achterna en terwijl we ontbijten komen een heer en dame het hotel binnen om het echte ontbijt voor de andere gasten te prepareren; ze trekken de rolluiken op en het is nu duidelijk dat we in tegenstelling tot de regenachtige dag van gisteren een zonnige dag krijgen. Terwijl we ons intussen klaarmaken op kamer 8 van de eerste verdieping eet onze begeleider samen met de andere gasten in de gelagzaal. Wij trekken voor het eerst op een officiële wedstrijd het nieuwe wit-blauwe nogal koele plunje aan van de wielerclub, geassorteerd met zwarte broek. Zoals gewoonlijk masseer ik mijn benen met natuurlijke Kneipp-olie, wat ook tegen de koude beschermt want aan de start zal de temperatuur niet veel hoger zijn dan 10 graden. Als uitrusting draag ik net zoals Luc een truitje met korte mouwen maar met daarboven een windstopper zonder mouwen, kwestie van  makkelijk te kunnen anticiperen op temperaturen incl. de wind in de afdalingen. Het is nu circa kwart na acht en de temperatuur stijgt niet alleen buiten maar ook bij de veteranen van dienst. Zo vertrekken we met Fred aan het stuur voor een tochtje van 16 km tot aan het einde van het Gérardmer, waar we op een parking van een chique hotel ons posteren om gewoon uit te pakken, d.w.z. voor het eerst onze fietsen van de drager te halen en de banden onder zware spanning te zetten. Luc doet niet mee want heeft deze oefening thuis reeds voorgedaan. Ik vul ook mijn twee witte drinkbussen op het asphalt en stel gelukkig na minder dan 5 seconden vast dat er een wesp in een bus zit en giet de overtollige sportdrank meteen leeg. Ik neem dan maar een ander blikje dat ik verdeel over de twee witte drinkbussen en verleng de drank met water van het merk SPA; niet uit Hollandse gierigheid of schaarste wel omdat het dan beter te verteren is op de fiets. We rijden nu in zacht tempo naar de startplaats een kilometer verderop en schuiven gewoon aan bij de massa vertrekkers (naar schatting 600 à 700). We zien meteen naast ons een lokaal TV-station een interview afnemen van een voor ons onbekende deelnemer, een categorie waar wij ook toebehoren. Om precies 09.00h gaat de meute van start en het is dringen om te kunnen starten; het zal circa 2 minuten duren vooraleer de nummers 875 en 876 van start kunnen gaan. We zitten nog maar tweehonderd meter op onze fiets of Fred, die het  gepresteerd heeft om op een standbeeld te klimmen wuift ons  officieel uit. Wat we zeker weten is dat we tot aan de top van de eerste col geen auto zullen zien want het parcours is tot daar hermetisch afgesloten. De eerste kilometers halen we nog snelheden boven dertig per uur maar naarmate de klim nadert wordt het lastiger en dunt het peloton uit. Na zo’n zes en een halve kilometer begint de feitelijke klim van de Col de la Schlucht, een stevige col van tweede categorie in de TOUR, die in de gelijknamige Ronde voor het laatst werd beklommen in 2009, toen de aankomst in Colmar lag. Toen kwam de Spanjaard Ruben Perez daar als eerste boven voor Chavanel en Haussler, drie renners die ontsnapt waren uit het peleton. Nu vatten Luc en ondergetekende de klim aan en ik probeer de eerste kilometer op een iets grotere versnelling bergop te rijden maar dit negen kilometer volhouden zal moeilijk zijn, vandaar schakel ik terug naar 30X24, Luc heeft zich nu inmiddels op kop gezet maar het is voor ons beiden moeilijk om in het klimritme te komen; de ademhaling is nog niet afgestemd op de inspanning. Luc vraagt dan ook na vier kilometer om over te nemen wat ik ook doe als ‘co-equipier’. Ik ben niet in staat zoals Luc om constant een snelheid van 12 km per uur aan te houden maar het fluctueert eerder tussen 10 en 14. We rijden op de SCHLUCHT onder de bomen want de rotsen zijn hier volledig bedekt met groen en we rijden gans de beklimming met de rotsen aan de linkerkant en het dal, dat reeds in de zon ligt aan de rechterkant, het zicht is ook uitzonderlijk mooi maar daarvan kunnen wij moeilijk genieten nu. We horen nu nog alleen de versnellingsapparaten van de fietsen en de al of niet harmonieuze ademhaling van de renners want de col is helemaal afgesloten voor het verkeer. We bevinden ons uiteraard in de staart van het peloton waar het niet druk meer is. Plots zie ik het bord “La Roche du diable” en dit geeft moed, niet alleen vanwege het panoramisch zicht wat historisch is omdat het rijpad daar als het ware uit de rots gehouwen is maar ook vanwege het feit dat het nu minder steil is en we dus het tempo kunnen verhogen. De eerste klim zit er virtueel bijna op en laat Luc even voorbij rijden om Fred te kunnen bellen die niet rechts van de baan te zien was waar de rotsroute de eerste keer een weg kruist. Blijkbaar was hij opgehouden door de Gendarmerie en hij komt dan ook een minuut later dan verwacht ons voorbij gestormd.

We draaien nu rechtsaf de “Route des Crêtes” op voor een zwerftocht van 22 km want het is afwisselend klimmen en dalen want de Col du Markstein ligt op circa dezelfde hoogte dan de Col de la Schlucht. Het tempo varieert dan ook meestal tussen 15 en 50 km per uur. Deze interval oefening kost wel veel krachten ; daarom stoppen we na een paar kilometer verder bij onze gids, die zelf dit decor vorig jaar omdoopte tot een Bijbels landschap. Het is de gelegenheid om samen met Luc de tocht verder te zetten want een gat dicht rijden van 100 meter op dit parcours is voor een veteraan niet zo evident. Ikzelf maak een plas en neem twee slokken van een colaatje om wat extra suikers in te slaan. Het blijft ondanks de zon aan de horizon toch relatief koud op deze hoogte en dat voel ik aan mijn oude spieren. Niet de spieren maar mijn linkerknie heeft blijkbaar last van de koude maar de wedstrijd is volop aan de gang en Luc dicteert weer het tempo ofschoon we af en toe naast mekaar rijden op wat men meestal vals plat meent te noemen. Ondanks het voortdurend schakelen hebben we de indruk dat we terrein winnen op de tegenstand. We merken dat ook op onze fietscomputer dat we goed  binnen ons tijdschema zitten en dat geeft ons moed. We trekken uit enthousiasme het tempo nog op als we in de verte de top van de Grand Ballon zien, waarvan Le Markstein het voorgeborchte is.  Na precies 1 uur en 52 minuten arriveren we samen aan de bevoorrading op Le Markstein, we pikken een schijfje appelsien en een koekje mee en zetten de rit verder; na enkele honderden meters merk dat mijn valhelm nog bij Fred in de auto ligt, maar die komt er na enkele seconden aan, zodat ik de afdaling richting Kruth kan verder zetten. Ik rij nu Luc voorbij want afdalen blijft een gevaarlijke sport en afstand houden is hier de boodschap. In een recht lang stuk geef ik nog wat extra trapkracht en mijn boordcomputer zal achteraf dan ook 68,9 aangeven als topsnelheid; meer dan zeventig per uur is hier moeilijk vanwege de minder steile afdaling.

De organisatie en beveiliging van deze “cyclo” zit goed want gans beneden gekomen staat er een horde ordehandhavers klaar om mij de richting aan te geven; ik draai rustig rechts af en milder het tempo in afwachting dat Luc er zo aankomt. Na driekwartminuut is het zover; Luc komt eraan gesneld en we rijden rustig richting  Wildenstein, een voor ons beiden uiterst bekend oord. De zon is er nu helemaal en net voorbij het meest rudimentaire hotel uit de streek begint de klim. Ik heb mijn windstopper nog aan maar deze staat nu open want Luc neemt een egaal tempo van 11 per uur aan wat vrij veel is want het gaat om een zeer homogene klim van boven de 6% op een uitstekend wegdek. Na de aanloop komen we kilometerpaal 13 tegen, waar we net boven de 700 meter zitten of nog bijna 300 hoogtemeters te gaan. De mooi opeenvolgende haarspeldbochten maken van deze col de parel van de Vogezen, zoals collega’s professionele schrijvers deze col noemen. We zitten gezwind in het tempo dat steeds door Luc gelijkmatig wordt aangehouden maar ikzelf drink van de tweede bus want de eerste,is ondanks aanvulling bij de bevoorradingspost op Le Markstein inmiddels leeg.  Nog 100 meter roept Fred, die deze keer ons langs de weg aanmoedigt, maar hij bedoeld hoogtemeters, wat toch nog circa  twee kilometer betekent; bijna tegelijkertijd gaan de flitsen van de camera’s aan want de organisatie heeft ervoor gezorgd dat alle belangrijke momenten worden vastgelegd op de digitale plaat. We trappen nu nog een fractie harder want in tegenstelling tot vorig jaar is de spreekwoordelijke kaars nog  niet uit op de Bramont; de top is na het bord van 950m in zicht en Luc neemt symbolisch als eerste de top en duikt daarna de drie kilometer steile afdaling in want de andere kant is nog steiler en dat voel je goed, het gaat nu boven de 60 per uur zonder één pedaalstoot en beneden draaien we rechts richting Col des Feignes wat een lang stuk rechte weg is wat langzaam bergop loopt. Onderweg geef ik mij windstopper aan Fred en zet de achtervolging in op Luc, waarin ik ook slaag maar de linkerknie voelt alsmaar pijnlijker aan terwijl ik contradictorisch genoeg de vermoeidheid in de benen niet voel. Met de tweede bevoorrading van de dag in zicht laat ik Luc even rijden en rij rustig naar Fred, die ons aldaar op wacht. Ik vul mijn bus, deze keer met onversneden sportwater en rij samen met Luc weer weg. Na tweehonderd meter komen we feitelijk op de top van de col en nu dalen we af op een brede baan richting Lac de Lispach, waar een oase van rust heerst omdat het gewoon in een natuurgebied gelegen is; deze rust wordt onderbroken door een groep van tierende tienermeisjes die ons luidkeels aanmoedigen, wat een mens altijd goed doet. Van enthousiasme trap ik wat harder en zit ik Luc opnieuw op de hielen. Ik veronderstelde onder het bruggetje na het meer rechtdoor te kunnen rijden maar dat was mis gedacht want we moeten rechtsaf waar plots een steile klim voor ons opduikt. Luc heeft zelfs de indruk dat er stukken inzitten van dicht tegen 20%; het lijkt in ieder geval zo en spreek af met mijn trouwe ploegmaat dat we ieder ons eigen tempo rijden want de aankomst ligt nu op minder dan 10 kilometer van ons verwijderd. Ik wil mijn pijnlijke knie absoluut sparen en rij nu dus op mijn kleinste versnelling naar boven. De warmte begint nu meer en meer zich van ons meester te maken en gelukkig heb ik nog wat drank op overschot en laat vooral mijn rechterknie het werk doen. Ik merk nu dat we op het laatste stuk van de Col du Grosse Pierre zijn aanbeland, een lange brede weg, die zal leiden tot de laatste top van de dag, die op 955 meter ligt. Ik wurm mij letterlijk naar boven want de pijn in de knie is nu nauwelijks te harden, maar de aankomst is in zicht dus zet ik door, zelfs in de gevaarlijke afdaling, die wordt afgebroken door een horde veiligheidsmensen, want in plaats van naar beneden te rijden tot aan het eigenlijke meer moeten we rechtsaf draaien richting hoger gelegen aankomst. Nog enkele pijnlijke bulten en dan zie ik de rechte lijn voor mij, de eerste keer ooit dat ik de aankomststrook nader en na een kort spurtje met aanmoedigingen van Fred onder de opgetrokken boog doorkom. Ik val Fred in de armen en zie Luc terug, die er een tijdritje bergop van gemaakt heeft want hij is 5 minuten voor mij afgeklokt.  Een prachtige prestatie van deze doorzetter, die dat illustreert door de wil om met de fiets naar het hotel te willen rijden. We blazen eerst wat uit en schuiven aan voor de maaltijd, aangeboden ten behoeve van de overlevers van de BALLONS VOSGIENS 2011. We hebben Fred, zoals het hoort ook ingeschreven voor de sportmaaltijd en schuiven aan in een lange rij, maar de organisatie is behoorlijk goed want ook dit onderdeel hebben ze onder de knie. We krijgen een voorgerecht met groenten en uiteraard als hoofdschotel “spaghetti bolognese” en ook nog een dessertje in de vorm van een stuk appeltaart. De sfeer zit er goed in; we eten rustig en geamuseerd de borden leeg en genieten van het vakantiesfeertje wat er hangt. We hadden s’ochtends afgesproken samen met de fiets naar het hotel te rijden, zo’n 18 kilometer ver, maar met mijn  knieperikelen geef ik forfait. We stappen samen naar mijn Peugeot, waar Fred het stuur neemt en rustig afdaalt richting Gérardmer. We zijn dus benieuwd of Luc het meer reeds voorbij is; maar dat blijkt een zware onderschatting van Luc zijn conditie want net voor we rechts afdraaien richting Le Tholy, zo’n zes kilometer van het hotel passeren we Luc; hij heeft ons dus wel een neus gezet. Daarmee is het sportief onderdeel van ons verblijf in de Vogezen afgelopen, maar we moeten ons nog wel verfrissen vooraleer we het burgerleven induiken. We nemen één voor één een verfrissende douche en ik merk dan ook dat mijn benen toch te lijden hebben gehad onder de zon. Maar het doet deugd en van vermoeidheid is nauwelijks sprake. We rijden dan ook een uurtje later zonder onze fietsen richting Gérardmer, waar het bovendien kermis is. We drinken enkele glazen bier op een terras in de Rue Francois Mittérand en de straatnaam geeft duidelijk aan dat de staatsman geboren was in 1916 en op 80-jarige leeftijd overleden in 1996. We wandelen zoals het goede Vlamingen past over de “Kermesse” en ook daar zien we kramen met snoepgoed, schieten op ballontjes, viskramen die ik zelfs voor geen EURO zou overnemen en oh ja botsautootjes voor de allerkleinsten. We besluiten nog een glas te drinken in LA BRESSE, het meest bekende skioord in de Vogezen. Daar drinken we op de hoek in een groot etablissement dat sinds mijn laatste passage met Monique een andere naam gekregen heeft buiten op het terras nog een glas, positief terugkijkend op de dag die voorbij is. We passeren bij het terugkomen nog de laatste 5 kilometer van het parcours. S’anderendaags passeren we de eerste Col van de sportzondag nogmaals, maar dan met de auto want via de Col de la Schlucht rijden we richting Soulzmatt, een dorp waar zowel Luc als ondergetekende goede herinneringen aan hebben. Reeds in 2004 tekenden de toen nog iets jongere veteranen voor de eerste keer present in La Vallée NOBLE, het meest respectabele hotel uit het zuiden van de 175km lange ROUTE DU VIN. Toen reeds hadden wij kennis gemaakt met het dorp en zijn wijnbouwers. Net voor en na onze tocht over de GRAND BALLON hadden wij toen het CHATEAU WAGENBOURG bezocht en voor de eerste keer hun PINOT GRIS geproefd. De dame des huizes, die intussen bijna een vriendin van de familie geworden is was toen ook al present om de honneurs waar te nemen en dat werd ook digitaal vastgelegd. Maar nu arriveren wij na bijna een uur rondzwerven tussen Vogezen en Elzascols aan het beruchte kasteel waar de familie KLEIN sinds 1610 wijn produceert. We drukken de dame des huizes uiteraard vriendelijk de hand maar verzoeken meteen, maar niet zonder enige aandrang vanwege de commerciële slagkracht te starten met de degustatie van de CREMANT D’ALSACE 2009.  De aangetrouwde dame, want haar man is de afstammeling van het vermaarde geslacht drinkt samen met de driemusketiers uit Vlaanderen mee en wij beschouwen het als de spirituele bekroning van deze driedaagse. Maar we besluiten toch nog een aantal specialiteiten zoals de MUSCADET en de GEWURZTRAMINER te proeven, zodat de eigenaar van de ‘voiture’ nog wat extra aankopen doet voor zichzelf en een goede vriend uit Reet.  Met een gezamenlijke foto nemen we afscheid van de kasteeleigenaars tot volgend jaar. Maar wanneer we komen hangt af van de conditie van het veteranenvolk.   

 

 

Eddy Lambrechts

Lier, 18 September 2011

COPYRIGHT GCV LAMBRECHTS

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

1 jul. 2020 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket