de deur vloog in brand
omdat ze te veel rook had ingeademd
was het geen dag om gedenkwaardig
te onthouden
en keek ze te diep in het gat dat ze in
haar handpalm had gegraven
zag er de rotsen in en het water dat hij
immers nooit in wijn veranderd had
veertig dagen op veertig in het kwadraat
van vermiljoen
met wat van die schuwe intentie thuis te mogen
komen in haar eigen huid
waar nieuwe sterren werden geboren, gepekeld
achteraf met een vergeelde afloop
voor hun glans, gedoopt in een
vat vol lillende vergetelheid
