De Dageraad

13 mei 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

De oever van de rivier is haar even dierbaar bij dauw en dageraad als in de furie van onweer. Het rimpelloze water van de rivier weerspiegelt de eerste stralen zonlicht die verschijnen achter de bomen. Dit is al sinds haar kindertijd haar favoriete plek. Ze houdt van het licht, in welke vorm dan ook. Ze komt hier telkens wanneer ze snakt naar stilte.

 

Ze vindt zichzelf terug op deze plek, ontmoet er steeds opnieuw het meisje dat ze vroeger was. Het meisje dat verliefd werd op de verkeerde jongen, dat hem toeliet om haar te breken. Keer op keer komt ze terug naar hier, waar de wind haar tranen droogt en de zon haar kneuzingen verzacht.

 

Vandaag is het licht anders dan anders. Onwerelds – fragiel en tegelijkertijd onverwoestbaar. Het brandt zich een weg door haar bonzende hoofd. Toch kan ze haar ogen niet afwenden.

 

Haar ene oog is zodanig opgezwollen dat ze er niets door kan zien. Als een bloem die de zon volgt, wendt Marie haar gezicht naar de opkomende zon, hopend dat die kou kan verjagen die zich in haar botten genesteld heeft – de angst voor hem.

 

De geur van bedauwd gras stijgt op van onder haar voeten en brengt een glimlach op haar gebarsten lippen. Het ruikt schoon en fris, niet zoals de alcohol op Seppes adem.

 

Ze sluit haar goede oog, maar kan de herinneringen aan hem niet verjagen. Zijn vertrokken gezicht terwijl hij tegen haar schreeuwt. Leer jij nou nooit bij? De tranen die opwellen in zijn ogen terwijl hij aan haar voeten knielt en haar hand kust. Zijn zachte gefluister. Het spijt me zo, liefje. Het spijt me zo erg. Zijn bruine ogen die in de hare kijken, terwijl hij zachtjes haar gezicht in zijn handen neemt en haar kapotte lippen kust.

 

Maar dit is noch de tijd, noch de plaats voor die herinneringen. De zon brandt de kilte uit haar pijnlijke lichaam. Ze glimlacht en de snee in haar lip begint opnieuw te bloeden. Het prikt, maar de pijn doet er niet toe.

 

Ze wandelt langs de rivier, in de richting van de opkomende zon en de kleuren van de dageraad die de hemel in vuur en vlam zetten.

 

Haar voet glijdt weg in het natte gras en ze valt. Scherpe pijn boort zich in haar schedel en het bonzen in haar hoofd neemt toe. Ze is echter een meester in het negeren van haar kwetsuren. Zonder aandacht te besteden aan de duizeligheid die zich van haar meester maakt, staat ze op en loopt verder. Met elke stap door de kristalheldere ochtend, verdwijnt de pijn langzaamaan in het niets.

 

Een glimlach trekt aan haar lippen bij de gedachte aan oudere herinneringen. Herinneringen aan een andere Seppe. Een attente, romantische man met ogen die haar konden doen smelten – die haar knieën konden doen knikken met niets meer dan de voorbode van een kus.

 

Ze werd de zijne in dat ene, magische moment waarin de nabijheid van zijn lippen brandde op de hare, intiemer dan eender welke aanraking.

 

Ze was de zijne in de jaren die volgden. Jaren van vuistslagen, gevolgd door tranen van spijt. Zijn beloftes werden steeds opnieuw gevolgd door meer vuistslagen.

 

De wereld draait om zijn as wanneer ze een tweede maal struikelt en valt. Alles wordt zwart.

 

Ze opent haar ogen weer en de pijn is verdwenen. Wanneer ze nogmaals opstaat is het met meer gratie dan ze ooit heeft bezeten. Ze kijkt niet om naar het gebroken lichaam dat ze achterlaat. Een gekneusd gezicht staart in het niets, een glimlach op de gebarsten lippen.

 

Na jaren van pijn is ze niet langer de zijne. Ze laat hem achter en loopt naar het zonlicht toe.

 

Ze wordt lichter en lichter, alsof het licht haar optilt.

 

Niet bij machte om aan de roep te weerstaan, rent ze voorwaarts, de dageraad in.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

13 mei 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket