Een duistere man
in een donker verhaal
vertelde me laatst
over een cryptische taal.
Hij was zichzelf verloren,
was compleet verdwaald.
Daar staat hij in het donker.
Veel liever wou hij leven
in een licht dat hem bestraalt.
Toen de eenvoud hem aanschouwde
zag hij dat hij rouwde
over de duisternis.
't Was zijn bekommernis.
Danig snel wou hij vertrekken;
ontnam zichzelf de warmte
die het hem wou verstrekken.
Hoe kon het nu gebeuren,
hoe kon het nu zo gaan
dat deze man
zichzelf de warmte liet ontgaan.
Was dan echt de duisternis
een soort gevangenis
of was het een projectie
naar een ander soort gemis?
't Duister beziet hij met zijn ogen
maar in 't donker zie je niets.
In 't licht ziet hij de wereld
en toch ontging er hem iets.
't Was zichzelf die hij niet zag?
Dus als je 't goed bevoelt,
was alles goed bedoeld
en was 't hijzelf die hij ontzag.
De duisternis trad toe.
De man voelde zich erg klein.
De warmte die zich schenken wou,
wou zou graag bij hem zijn.
Het wil hem graag verwarmen
en strelen elke dag
en tonen dat zijn schoonheid
gezien geworden mag.
Het wil hem laten voelen
zijn kracht diep binnenin.
Dit tonen aan de wereld
is hem enkel een gewin.
Het goedbedoelde duister
voelt zich ontweken hier
dus praat hij met de man
die het voelt in hart en nier.
De man dacht wat een kommer
ik voel de pijn zo zeer.
Het bracht hem bij zijn ogen,
hij keek op het duister neer.
Nu zag de man het zelf.
Bedrogen werd hij door
zijn eigenlijke ogen.
In de kiem werd het gesmoord.
Hij sloot erbij zijn ogen
en opende zijn voel.
Het duister trad naar binnen
beiden bereikten doel.