De kraaien, ze gapen
Ze kunnen niet langer slapen
Ze kunnen niet schreeuwen
Hun stem is naar de meeuwen
De gapende kraaien
Doen stof opwaaien
Ze blijven aan de grond leven
Gedaan met vliegen en zweven
Hun zwarte vederdak kleeft aan hun botten
Hun lichaam stinkt en lijkt te rotten
Een verzengende hitte brandt hun pluimen
Het liefst willen ze alle kroegen afschuimen
Om te verdwijnen naar het noorderlicht
Waar de zon is uit hun zicht
De gapende kraaien
Ze overleven, het zijn echt taaie